proboscidean oor Nederlands

proboscidean

naamwoord

Any of various large, herbivorous mammals, of the order Proboscidea, that have a trunk; the elephants

Vertalings in die woordeboek Engels - Nederlands

slurfdieren

naamwoord

(Proboscidea) An order of herbivorous placental mammals characterized by having a proboscis, incisors enlarged to become tusks, and pillarlike legs with five toes bound together on a broad pad. (Source: MGH)

voorbeelde

Some proboscideans developed tusks from their lower incisors.
Sommige slurfdieren ontwikkelden slagtanden vanuit hun lagere snijtanden.

At the same time, the stegodontids, another proboscidean group descended from gomphotheres, spread throughout Asia, including the Indian subcontinent, China, southeast Asia, and Japan.
Op hetzelfde moment verspreidden de Stegodontidae, een andere groep van slurfdieren die afstamden van de Gomphotheriidae, zich door Azië, waaronder het Indische subcontinent, China, Zuidoost-Azië en Japan.

Proboscidean diversity declined during the Oligocene.
De diversiteit van Proboscidea nam af tijdens het Oligoceen.

In the Late Pleistocene, most proboscidean species vanished during the Quaternary glaciation which killed off 50% of genera weighing over 5 kg (11 lb) worldwide.
In het late pleistoceen verdwenen de meeste slurfdieren tijdens de kwartaire ijstijd, die wereldwijd meer dan 50% van de genera die meer dan 5 kilogram wogen doodde.

Proboscideans experienced several evolutionary trends, such as an increase in size, which led to many giant species that stood up to 5 m (16 ft) tall.
Slurfdieren ervoeren vele evolutionaire veranderingen, zoals een toename in grootte, dat leidde tot veel grote soorten die tot wel 4 meter hoog werden.

These last endemic South American hoofed animals died out at the end of the Lujanian (10,000-20,000 years ago) at roughly the time of arrival of humans at the end of the Pleistocene, along with numerous other large animals on the American continent (such as ground sloths, glyptodonts, American proboscideans, horses, camelids, short-faced bears and sabre-toothed cats).
Deze laatste oorspronkelijke Zuid-Amerikaanse hoefdieren stierven uiteindelijk aan het einde van het Pleistoceen uit, samen met een groot aantal andere dieren op het Amerikaanse continent (onder andere Amerikaanse olifanten, paarden, sabeltandkatten en grondluiaards).

Early proboscideans developed longer mandibles and smaller craniums while more derived ones developed shorter mandibles, which shifted the head's centre of gravity.
Eerdere slurfdieren ontwikkelden langere onderkaken en kleinere crania, terwijl de meer geavanceerdere kortere onderkaken ontwikkelden, die het zwaartepunt van het hoofd verschoven.

Land animals migrated through Beringia as well, introducing to North America species that had evolved in Asia, like mammals such as proboscideans and American lions, which evolved into now-extinct endemic North American species.
Landdieren konden ook door Beringië migreren en brachten zodoende zoogdieren die in Azië geëvolueerd zijn, naar Noord-Amerika.

And that this is not an uncommon feature in Proboscideans, because it turns out that large savanna male elephants will outcompete the smaller forest elephants for their females.
Dat is geen ongewone eigenschap van <i>Proboscidea,</i> want het blijkt dat grote mannelijke savanneolifanten het beter doen bij de vrouwtjes dan de kleinere bosolifanten.

PROBOSCIDEANS***
* * Equus zebra hartmannae ( C 1 ) *

At the same time, the stegodontids, another proboscidean group descended from gomphotheres, spread throughout Asia, including the Indian subcontinent, China, southeast Asia and Japan.
Op hetzelfde moment verspreidden de Stegodontidae, een andere groep van slurfdieren die afstamden van de Gomphotheriidae, zich door Azië, waaronder het Indische subcontinent, China, Zuidoost-Azië en Japan.

It’s possible that Noah took only one pair of proboscideans on board.
Het is mogelijk dat Noach slechts één paar proboscideans aan boord nam.

Some proboscideans developed tusks from their lower incisors.[36] Elephants retain certain features from their aquatic ancestry, such as their middle ear anatomy and the internal testes of the males.[45] There has been some debate over the relationship of Mammuthus to Loxodonta or Elephas.
Olifanten behouden bepaalde eigenschappen van hun aquatische voorouders zoals hun middenooranatomie en de interne testikels van de mannetjes. Er heeft wat discussie dat Mammuthus nauwer verwant is aan Loxodonta, terwijl anderen erop wijzen dat dit het geval is bij Elephas.

From this first trunked mammal (we call them proboscideans), the group quickly diversified and spread throughout Africa and then around most of the world.
Vanuit dit eerste zoogdier met een slurf (Proboscidea genaamd) ontstonden vele diverse soorten en verspreidden zich door heel Afrika en toen naar de rest van de wereld.

Proboscidean diversity declined during the Oligocene.[39] One notable species of this epoch was Eritreum melakeghebrekristosi of the Horn of Africa, which may have been an ancestor to several later species.[40] The beginning of the Miocene saw the second diversification, with the appearance of the deinotheres and the mammutids.
De diversiteit van Proboscidea nam af tijdens het Oligoceen. Een opmerkelijke soort uit dit tijdperk was Eritreum melakeghebrekristosi uit de hoorn van Afrika, die een voorouder geweest zou kunnen zijn van velen latere soorten.

The Encyclopædia Britannica provides unwitting support for the biblical framework.14 In a table of fossil placental mammals, the proboscideans (and all other orders) are preceded by dotted lines, indicating no actual fossils of their alleged evolutionary ancestors.15 And it says: “The order Proboscidea has evolved from unknown ancestors that were not much larger than pigs.”
De Encyclopedia Britannica geeft onbedoeld ondersteuning aan het bijbelse raamwerk.[14] In een tabel met fossiele ‘placental mammals’ (zoogdieren waarbij de foetus zich tot laat in de ontwikkeling voedt op de placenta) zijn de proboscideans (en alle andere klassen) voorafgegaan met stippellijnen, wat aangeeft dat er feitelijk geen fossielen zijn van hun veronderstelde evolutionaire voorouders. [15] En er staat bij: ‘De klasse Proboscidea is ontstaan uit onbekende voorouders die niet veel groter waren dan varkens.’

Proboscideans experienced several evolutionary trends, such as an increase in size, which led to many giant species that stood up to 4 m (13 ft) tall.[39] As with other megaherbivores, including the extinct sauropod dinosaurs, the large size of elephants likely developed to allow them to survive on vegetation with low nutritional value.[40] Their limbs grew longer and the feet shorter and broader. Early proboscideans developed longer mandibles and smaller craniums, while more advanced ones developed shorter mandibles, which shifted the head's centre of gravity.
Zoals met andere megaherbivoren, inclusief de uitgestorven Sauropoda, ontwikkelde het grote formaat van olifanten zich waarschijnlijk zodat ze konden overleven op vegetatie met een lage voedingswaarde. Hun ledematen werden langer en hun voeten korter en breder. Eerdere slurfdieren ontwikkelden langere onderkaken en kleinere crania, terwijl de meer geavanceerdere kortere onderkaken ontwikkelden, die het zwaartepunt van het hoofd verschoven.

Some proboscideans developed tusks from their lower incisors.[39] Elephants retain certain features from their aquatic ancestry such as their middle ear anatomy and the internal testes of the males.[43]
Sommige slurfdieren ontwikkelden slagtanden vanuit hun lagere snijtanden. Olifanten behouden bepaalde eigenschappen van hun aquatische voorouders zoals hun middenooranatomie en de interne testikels van de mannetjes.

Some proboscideans developed tusks from their lower incisors.[44] Elephants retain certain features from their aquatic ancestry, such as their middle ear anatomy.[53]
Sommige slurfdieren ontwikkelden slagtanden vanuit hun lagere snijtanden. Olifanten behouden bepaalde eigenschappen van hun aquatische voorouders zoals hun middenooranatomie en de interne testikels van de mannetjes.