De Europese Commissie heeft gehandeld in strijd met artikel 3, lid 1, onder a), en onder a) i), artikel 3, lid 2, en artikel 7, lid 2, onder a), van verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (hierna: “basisverordening”) en heeft blijk gegeven van kennelijke beoordelingsfouten, door te oordelen dat door Oil Palm Plantation Fund ontvangen betalingen neerkwamen op een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie, en door het door verzoeksters vermeend ontvangen voordeel niet te verrekenen met de kortingen en de vervoers- en kredietkosten die waren gemaakt om de vermeende subsidies te ontvangen.
First plea in law, alleging that the European Commission acted in breach of Articles 3(1)(a), 3(1)(a)(i), 3(2) and 7(2)(a) of Regulation (EU) 2016/1037 of the European Parliament and of the Council of 8 June 2016 on protection against subsidised imports from countries not members of the European Union (‘basic Regulation’) and committed manifest errors of assessment by considering that payments received from the Oil Palm Plantation Fund constituted a countervailable subsidy and by failing to adjust the benefit allegedly received by the applicants for the discounts, as well as transportation and credit costs that were incurred to obtain the alleged subsidies.EuroParl2021 EuroParl2021