nuffig oor Engels

nuffig

adjektief

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Engels

prudish

adjektief

prim

adjektief

Dit jaar... versla ik die keurige, perfecte, kleine, nuffige
This year...I' m gonna beat that prim, perfect little prissy

prude

naamwoord

straitlaced · modest · self-righteous

voorbeelde

En toen kwam moeder uit het huis, grootmoeder was bij haar, en Roos erachter, nuffig lopend.
And then Ma came out of the house, and Granma with her, and Rose of Sharon behind, walking daintily.

De nuffigheid waarmee ze haar mond bet, staat haaks op de manier waarop ze haar ijs at.
She pats her mouth with a napkin with a delicacy that’s opposite to the way she ate the ice cream.

‘Ik heb bijna niets over u gehoord,’ antwoordde Jane nuffig.
‘I’ve heard almost nothing about you,’ Jane replied

zei Calla nuffig, antwoordend voor Maura.
Calla said stiffly, answering for Maura.

Ze was niet opgevoed om een nuffig dametje in een pronkerig huis in Boston te worden.
She hadn’t been raised to be a parlor pansy in some magnificent Boston home.

‘Verkeerde continent,’ zegt de jongen nuffig, en hij trekt zijn kin in.
“Wrong continent,” the boy says primly, tucking in his chin.

‘Hij is mijn nonno omdat hij zo veel van me houdt,’ verklaarde Eva nuffig.
“He is my nonno, because he loves me so much,” Eva reasoned.

Haal de nuffige hond en de slang, dan kunnen we aan de slag.
Would you get the girly dog and the snake so we could do this?

Ze praatte te veel, zat vol met kritiek en maakte nuffige opmerkingen.
She talked too much and had a habit of criticising and making prissy observations.

Ze likte nuffig over haar lippen en zei: ‘Timothy Whitting.
She licked her lips daintily and said, “Timothy Whitting.

‘Nu kun jij ons meningsverschil oplossen,’ zei minister Vashteli een beetje nuffig.
“Now you can settle our dispute,” Minister Vashteli said a little tartly.

Nu dronk Bayaz het, met het kleine kommetje nuffig tussen zijn dikke duim en wijsvinger, en hij glimlachte.
Now Bayaz drank it, little cup held daintily between his thick thumb and forefinger, and he smiled.

Haar ene schouder is ontbloot, ze glimlacht geforceerd en ziet er zeer nuffig uit.
One of her shoulders is bare, and she is forcing a smile and looking quite stilted.

‘Nou, ik heb niks, behalve vijftig dollar,’ zei ik nuffig.
“Well, I haven’t got anything except fifty dollars,” I said primly.

Dit jaar... versla ik die keurige, perfecte, kleine, nuffige
This year...... l' m gonna beat that prim, perfect little prissy

Aan de nuffige kant.
Like a poofy white cutesy-pie.

Ze droegen een livrei van umber en oesterwit, en staarden, na een korte zijdelingse blik op Cugel, nuffig voor zich uit.
They wore a livery of umber and oyster-white and, after quick side-glances toward Cugel, stared haughtily ahead.

Maar soms... nou ja, heel soms lijkt het alsof je een beetje... eh... nuffig bent.’
But sometimes—well, sometimes ye do give the impression of being—let’s say, a bit hoitytoity.’

‘Mam heeft gezegd dat we mogen ruilen wat we niet leuk vinden,’ deelde Audrey op nuffige toon mee.
“Mom said we could exchange the stuff we don’t want,” Audrey informed him, with a touch of so-there in her tone.

‘Leuk je te ontmoeten,’ zei Amy nuffig.
“Nice to meet you,” said Amy primly.

Zij prikt nuffig in haar gebakje en praat over kunststromingen.
She pokes daintily at her pastry and discusses theories of art.

Ik keek naar beneden en zij ging achteruit, maar liep nuffig weer naar me toe toen ik mijn hand uitstak.
I looked down at her and she backed away, then daintily approached me as I held out my open hand.

Jewett keek naar links, zag Sally door het raam kijken en wierp haar een nuffig lachje toe.
Jewett glanced to his left, saw Sally looking in the window, and gave her one of his prissy little smiles.

Voor hij ze had geopend, had hij net zo goed een opgezette uil kunnen zijn, een nuffige hoop veren.
Before he had opened them, he might have been a stuffed owl, a dowdy bundle of feathers.

‘Henry,’ zei ze nuffig, ‘ik wil best een verhouding met je hebben, maar ik wil niet met je trouwen.’
“Henry,” she said primly, “I’ll have an affair with you but I won’t marry you.”