Chouette de Tengmalm oor Nederlands

Chouette de Tengmalm

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

Ruigpootuil

De même, s’agissant de la chouette de Tengmalm, cette espèce occuperait souvent les cavités creusées par le pic noir (Dryocopus martius).
De ruigpootuil bewoont vaak holten die door de zwarte specht (Dryocopus martius) zijn gemaakt.

chouette de Tengmalm

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

ruigpootuil

naamwoord manlike

De même, s’agissant de la chouette de Tengmalm, cette espèce occuperait souvent les cavités creusées par le pic noir (Dryocopus martius).
De ruigpootuil bewoont vaak holten die door de zwarte specht (Dryocopus martius) zijn gemaakt.

voorbeelde

Chouette de Tengmalm
Ruigpootuil

Aegolius funereus (II) || || || Chouette de Tengmalm
Aegolius funereus (II) || || || Ruigpootuil

De même, s’agissant de la chouette de Tengmalm, cette espèce occuperait souvent les cavités creusées par le pic noir (Dryocopus martius).
De ruigpootuil bewoont vaak holten die door de zwarte specht (Dryocopus martius) zijn gemaakt.

Or, le site Natura 2000 Puszcza Białowieska serait l’une des aires de répartition les plus denses de la chouette chevêchette et de la chouette de Tengmalm.
Het Natura 2000-gebied Puszcza Białowieska is juist een van de meest dichtbevolkte verspreidingsgebieden van de dwerguil en de ruigpootuil.

Il s’agit, à cet égard, du gypaète barbu, du milan royal, du pluvier guignard, de la chouette de Tengmalm, de la chouette chevêchette, du grand-duc d’Europe, du pic cendré et de la perdrix bartavelle.
Dit zijn de lammergier, de rode wouw, de morinelplevier, de ruigpootuil, de dwerguil, de oehoe, de grijskopspecht en de Alpen steenpatrijs.

La Commission fait également valoir que les arbres moribonds et morts seraient aussi d’importants sites de nidification de la chouette chevêchette et de la chouette de Tengmalm, qui dépendent de la présence de cavités formées par les pics.
De Commissie voert voorts aan dat stervende en dode bomen eveneens belangrijke nestplaatsen van de dwerguil en de ruigpootuil zijn, die afhankelijk zijn van holten die door de specht zijn gevormd.

– exclusion des opérations de gestion forestière dans tous les peuplements d’une espèce composée pour au moins 10 % de spécimens centenaires (peuplements d’épicéas, de pins, ou combinant épicéas et pins) pour les habitats de la chouette chevêchette et de la chouette de Tengmalm ;
– uitsluiting van bosbeheeractiviteiten in alle populaties van een soort die bestaat uit ten minste 10 % honderdjarige exemplaren (opstanden van dennen, sparren, of gemengde opstanden van sparren en dennen) voor habitats van de dwerguil en de ruigpootuil;

Parmi les diverses espèces mentionnées à l’annexe I de la directive « oiseaux » figurent le pic à dos blanc, le pic tridactyle, la chouette chevêchette, la chouette de Tengmalm, la bondrée apivore (Pernis apivorus), le gobemouche nain (Ficedula parva) et le gobemouche à collier (Ficedula albicollis).
Onder de verschillende in bijlage I van de richtlijn genoemde soorten bevinden zich de witrugspecht, de drieteenspecht, de dwerguil, de ruigpootuil, de wespendief (Pernis apivorus), de kleine vliegenvanger (Ficedula parva) en de withalsvliegenvanger (Ficedula albicollis).

En l’occurrence, seraient concernées, en particulier, des espèces telles que le pluvier guignard (Charadrius morinellus), le grand tétras (Tetrao urogallus), la chouette de Tengmalm (Aegolius funereus), la chouette chevêchette (Glaucidium passerinum), le pic noir (Dryocopus martius), le pic tridactyle (Picoides tridactylus), le pic cendré (Picus canus) ainsi que la gélinotte des bois (Bonasa bonasia).
In casu gaat het in het bijzonder om soorten zoals de morinelplevier (Charadrius morinellus), het auerhoen (Tetrao urogallus), de ruigpootuil (Aegolius funereus), de dwerguil (Glaucidium passerinum), de zwarte specht (Dryocopus martius), de drieteenspecht (Picoides tridactylus), de grijskopspecht (Picus canus) en het hazelhoen (Bonasa bonasia).

Les caractéristiques constitutives de l’intégrité du site PLC200004 Puszcza Białowieska sont les suivantes: son caractère naturel non façonné par l’activité humaine, la proportion importante de vieux arbres, dont des arbres centenaires, la grande quantité de bois mort (chablis, chandelles, volis), la présence d’espèces caractéristiques des forêts naturelles (coléoptères saproxyliques, pic tridactyle, pic à dos blanc, chevêchette, chouette de Tengmalm).
De natuurlijke kenmerken van het gebied PLC200004 Puszcza Białowieska zijn: natuurgebied dat niet is aangetast door menselijke activiteit, hoge graad van oude bomen, waaronder meer dan honderd jaar oude bomen, grote hoeveelheid staand en liggend dood hout (stronken), soorten die kenmerkend zijn voor natuurbossen (xylobionte kevers, drieteenspecht, witrugspecht, dwerguil, ruigpootuil).

Le maintien dans un état de conservation favorable des habitats du site Natura 2000 Puszcza Białowieska concernerait, conformément à l’article 4, paragraphe 1, de la directive « oiseaux », notamment, les espèces suivantes : la bondrée apivore,le pic à dos blanc, le pic tridactyle, la chouette chevêchette, la chouette de Tengmalm, le gobemouche nain et le gobemouche à collier.
Het behoud van de habitats van het Natura 2000-gebied Puszcza Białowieska in een gunstige staat van instandhouding geldt volgens artikel 4, lid 1, van de vogelrichtlijn met name voor de volgende soorten: de wespendief, de witrugspecht, de drieteenspecht, de dwerguil, de ruigpootuil, de kleine vliegenvanger en de withalsvliegenvanger.

En outre, un autre formulaire standard de données du 14 mai 2004 mentionne certaines espèces supplémentaires de l’annexe I, à savoir le gypaète barbu (Gypaetus barbatus), le milan royal (Milvus milvus), le pluvier guignard (Charadrius morinellus), la chouette de Tengmalm (Aegolius funereus), la chouette chevêchette (Glaucidium passerinum), le grand-duc d’Europe (Bubo bubo), le pic cendré (Picus canus) et la perdrix bartavelle (Alectoris graeca saxatilis).
Een ander standaardgegevensformulier van 14 mei 2004 noemt nog enkele soorten van bijlage I, namelijk de lammergier (Gypaetus barbatus), de rode wouw (Milvus milvus), de morinelplevier (Charadrius morinellus), de ruigpootuil (Aegolius funereus), de dwerguil (Glaucidium passerinum), de oehoe (Bubo bubo), de grijskopspecht (Picus canus) en de Alpen steenpatrijs (Alectoris graeca saxatilis).

Enfin, la Commission indique que les opérations de gestion forestière active décrites ci-dessus (mises en œuvre en vertu de l’annexe susmentionnée), en détruisant les habitats du pic à dos blanc, du pic tridactyle, de la chevêchette et de la chouette de Tengmalm, portent atteinte à l’obligation de garantir une protection efficace de ces espèces d’oiseaux, dès lors qu’elles ne préviennent pas la destruction des nids de ces oiseaux ni leur perturbation intentionnelle.
Tot slot wijst de Commissie erop dat de bovengenoemde actieve bosbeheerhandelingen (uitgevoerd op basis van de bijlage), door de habitats te vernielen van de witrugspecht (Dendrocopos leucotos), de drieteenspecht (Picoides tridactylus), de dwerguil (Glaucidium passerinum) en de ruigpootuil (Aegolius funereus), ingaan tegen de verplichting een doeltreffende bescherming te verzekeren van die vogelsoorten, aangezien zij noch het vernielen van de nesten van die vogels noch hun opzettelijke verstoring voorkomen.