pâleur oor Nederlands

pâleur

naamwoord vroulike

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

bleekheid

Parmi les autres symptômes, on peut citer une pâleur péribuccale et une inflammation de ganglions dans le cou.
Andere mogelijke symptomen zijn bleekheid rond de mond en opgezette klieren in de hals.

voorbeelde

Il ne décelait aucun souffle et la peau de l’Allemand était d’une pâleur mortelle, moite et froide au toucher.
Hij bespeurde geen ademhaling en de huid van de Duitser was dodelijk bleek en vochtig en voelde koud aan.

À bien des égards elle ressemblait à Senzei – sa pâleur, sa chevelure noire, sa minceur peut-être excessive.
In vele opzichten leek ze op Senzei: bleek, donker haar, iets te mager voor haar lengte.

« Le troisième jour, j’ai regardé dans le puits, et le visage d’Osmond était d’une pâleur de mort.
Op de derde dag keek ik neer in de put, en Osmonds gezicht was bleek als de dood.

Je maigrissais à vue d’œil et Lawrence releva une ou deux fois ma pâleur ou ma fatigue apparente.
Ik werd nog magerder en Lawrence maakte een of twee keer een opmerking dat ik er bleek of moe uitzag.

À voir la pâleur de votre peau, il a l’impression que vous êtes malade.
Je bleke huid geeft hun de indruk dat je ziek bent.

Qui donc était cette fille à la pâleur mortelle et aux yeux ronds comme des soucoupes ?
Wie was dat meisje met die lijkbleke huid en ogen zo groot als pannenkoeken?’

La lumière de fin d’après-midi cédait peu à peu la place à la pâleur du début de soirée.
Het late namiddaglicht ruimde geleidelijk het veld voor de witte schemering van de vroege avond.

La pâleur de la peau, les pores visibles.
De bleke huid, de zichtbare poriën.

La pâleur et la minceur du prisonnier étaient trompeuses.
De schriele ledematen en de grauwe huid van de gevangene waren misleidend.

L’autre affecte de ne pas remarquer sa pâleur ni la sueur qui coule sur sa figure.
De ander doet alsof hij zijn bleekheid en het zweet op zijn gezicht niet opmerkt.

Le soleil avait sa pâleur hivernale et s’élevait chaque jour un peu plus dans le ciel, mais ne chauffait guère encore.
De zon stond elke dag iets hoger aan de hemel, winterwit, maar verwarmen deed hij nog niet erg.

L’alcool me donna le coup de fouet dont j’avais besoin et atténua quelque peu la pâleur d’Evelyn.
Ik voelde zelf dat ik iets opwekkends nodig had en de drank verdreef iets van de bleekheid van Evelyn.

D'après la pâleur de sa peau, il a dû les produire au moment de sa mort... le sujet était donc en état de tension et de peur extrêmes.
Aan de asgrauwe kleur te oordelen, deed hij dat in zijn doodstrijd.

Sa peau avait la pâleur de l’hiver et ses cheveux noirs aux reflets bleus étaient impeccablement lissés.
Zijn huid was winters bleek en zijn blauwzwarte haar was netjes geknipt.

Semblable à la pâleur du clair de lune.
Als de bleke glans van maanlicht.

Elle avait des égratignures et des bleus partout, sa respiration était faible, sa pâleur inquiétante.
Ze zat overal onder de schrammen en blauwe plekken, haar ademhaling was zwak en ze was beangstigend bleek.

Son éternelle pâleur argentée avait disparu, sa vulnérabilité, sa peur.
Verdwenen waren haar etherische, zilverige bleekheid, haar kwetsbaarheid, haar vreesachtigheid.

Sa peau n’avait plus cette pâleur grisâtre, et les plaies de son visage et de ses bras étaient moins visibles.
Zijn huid was die grijze bleekheid kwijt, en de wonden op zijn gezicht en armen vielen minder op.

Chez Duclos, au contraire, l’ivresse se traduisait par une pâleur morbide.
Bij Duclos daarentegen was de dronkenschap merkbaar aan een dodelijke bleekheid.

Ils avaient la pâleur de ceux d’un nouveau-né
Ze waren zo bleek als van een pasgeboren baby.

Je détecte la pâleur de la masturbation.
Ik zie de bleekheid van zelfmisbruik.

Son visage était pâle, de la pâleur des familles blanches qui ont vécu longtemps sous les tropiques.
Haar gelaatskleur was bleek, het was de tint van een blanke familie, die lang in de tropen heeft gewoond.

Vu votre pâleur, il avait quelque chose.
Er was wel iets, want u ziet zo wit als een lijk.

Son visage avait la pâleur du marbre, de même que ses longues mains étroites.
Haar gezicht was wit als marmer, evenals haar lange, smalle handen.

Aussi, et bien qu’Amelia s’étonnât de ma pâleur en me voyant revenir, ne révélai-je rien de ce que j’avais vu.
Daarom zei ik, hoewel Amalia opmerkte dat ik erg bleek zag, niets over hetgeen ik gezien had.