kwaad oor Bretons

kwaad

adjektief, naamwoord onsydig

Dat wat slecht is.

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Bretons

fuloret

adjektief

fumet

adjektief

kounnaret

adjektief

droug · droug en unan bennak · fall

Soortgelyke frases

hard werken, zwoegen als een paard; zich ergeren, kwaad worden
loeniñ

heftig/driftig zijn, kwaad worden ; zich verontwaardigen
taeriñ

kwaad maken, irriteren
inzrougiñ

kwaad, onheil; ongeluk; kwaal, pijn; woede;
droug

kwade
droug · droug en unan bennak

krioelen, wemelen; kwaad beginnen worden
merienañ

insectenzoeker; iemand die met kwade bedoelingen rondsluipt, -snuffelt, -slentert
c'hwiletaer

kwade droes bij paarden
morm

kribbig, kwaad
huernek · huernus

voorbeelde

ww kwaad worden; ontsteken (wonde)
fumañ

m kwade droes (bij paarden)
farsilh

ww hard werken, zwoegen als een paard; zich ergeren, kwaad worden
loeniñ

bn kribbig, kwaad
huernek

[’gwal] m où ongeluk, ramp; tekort; fout, ondeugd, overtreding; en e wall emañ hij heeft ongelijk; pa’z eo erruet ar gwall, eo gwell bezañ born eget bezañ dall eenmaal dat het kwaad is geschied, is het beter eenogig te zijn dan blind
gwall

m zandkever c’hwil-derv m meikever c’hwil-du m kakkerlak, bakkerstor c’hwileta ww insecten zoeken; rondsluipen, rondsnuffelen; rondslenteren c’hwiletaer m -ien insectenzoeker; iemand die met kwade bedoelingen rondsluipt, - snuffelt, -slent
c’hwil-briket

v -ed kwaad wijf, helleveeg
keben

bn met kwade droes
farsilhek

ww krioelen, wemelen; kwaad beginnen worden
merienañ

bn kribbig, kwaad
huernus

ww -et schadeloos stellen, herstellen; wreken; diouzh an droug eo digoll men moet schadeloos stellen volgens het (aangedane) kwaad
digoll

ww heftig/driftig zijn, kwaad worden ; zich verontwaardigen
taeriñ

m kwade droes bij paarden
morm

ww zich kwaad maken, kwaad worden; met iemand breken broc’heta ww op dassen jagen brodadur m -ioù borduurwerk brodañ ww borduren broderezh [bro'dE:rEs] m borduurwerk
broc’hañ

['dru:k] m où kwaad, onheil; ongeluk; kwaal, pijn; woede; diwallit ac’hanomp diouzh an droug verlos ons van het kwaad; droug eo ganin ez het spijt me dat; kaout droug ouzh unan bennak iemand een kwaad hart toedragen; droug ’zo ennañ h
droug

bn zeerhoofdig ; kribbig, kwaad
rachous

ww kwaad worden/maken
fachañ

col kwade droes, snot
mic’hi

['mu:zat] ww pruilen, mokken; kwaad zijn (ouzh op)
mouzhat

ww kwaad maken, irriteren
inzrougiñ

['du:r] m ioù/eier water; wateroppervlak; tranen; regen; zweet; jenever; an dour a red ne ra droug da zen ebet water dat stroomt doet niemand kwaad; ar boued-se a gase an dour en e c’henoù van dat voedsel kreeg hij het water in de
dour

Geld is de wortel van alle kwaad.
An arc'hant a zo mammenn an holl falloberoù.

v kwade droes
stervenn

Tony zou niemand kwaad doen.
Tony n'eo ket drouk.

ww krenken, kwaad maken , ontstemmen
gwanikenniñ