jongen oor Antieke Grieks

jongen

/ˈjɔ.ŋə(n)/ werkwoord, naamwoord manlike

Een jong mannelijke persoon, meestal een kind of tiener.

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Antieke Grieks

κουρος

νεανίας

Noun

παῖς

naamwoord

ἀνήρ

naamwoord manlike

Volwassen menselijk lid van de kunne die jong begint met het bevruchten van eicellen.

ἄρρην

naamwoord manlike

Soortgelyke frases

jong
νέος · νεαρός

voorbeelde

Waar is de jongen?
Ποῦ ἐστιν ὁ παῖς;

Ik zie de jongen.
Τὸν παῖδα ὁρῶ.

Waar is de jongen?
ποῦ ἐστιν ὁ παῖς;