blueish oor Nederlands

blueish

adjektief

Alternative spelling of bluish.

Vertalings in die woordeboek Engels - Nederlands

blauwachtig

adjektief

Somewhat blue.

Naar het blauw neigen.

Leaves green to blueish-green in colour; flowers pink.
Kleur van de bladeren groen tot blauwachtig groen, roze bladeren.

voorbeelde

Uh, blue... blueish brown?
Blauw, blauwachtig bruin?

She had blueish-gray eyes that reminded him of the sky after a storm, and she wore a more thoughtful expression.
Ze had blauwgrijze ogen die hem deden denken aan de lucht na een storm, en ze had een bedachtzame blik.

The warder breathes out a cloud of blueish-white smoke and says finally: “Well, I’ll rent that plot at all costs.
De agent blaast een blauwwitte rookwolk uit en besluit: ‘Dus ik pacht dat stuk land in elk geval.

Daddy’s face was a dark blueish-grey, like wet slate ...’ Constance’s eyes filled with tears.
Papa’s gezicht was donker blauwgrijs, als natte leisteen...’ Constance kreeg tranen in haar ogen.

‘His face has a blueish tinge to it, which shows that he’s cold ... and that he’s dead,’ explained Daniel.
‘Zijn gezicht heeft een blauwe gloed, wat betekent dat hij koud is... en dat hij dood is,’ legde Daniel uit.

She is left alone with the blueish snow out there (or out there but in there).
Het enige wat nu overblijft, zijn zij en de blauwige sneeuw daarbuiten – of daarbinnen.

“Thanks,” he said, pretending to be absorbed by one of the blueish originals.
‘Dank u,’ zei hij terwijl hij deed alsof hij werd opgeslokt door een van de blauwkleurige bouwtekeningen.

Novikov opened the cupboard, took out a bottle of cognac and filled two large blueish glasses.
Novikov deed het kastje open, haalde er een fles cognac uit en schonk twee dikke, blauwachtige glaasjes vol.

‘It’s a glorious shade of blueish purple, and about as big as my fist.’
‘Prachtige paarsblauw en ongeveer zo groot als mijn vuist.’

Her lips and nose were thin, and her eyes blueish with the tiniest hint of orange stars circling her pupils.
Haar lippen en neus waren smal en haar ogen blauwachtig met nauwelijks zichtbare oranje lichtpuntjes rond de pupil.

The young woman advanced on Cal—a blueish-black uniform he couldn’t quite place.
De jonge vrouw liep op Cal toe - een blauwzwart uniform dat hij niet kon thuisbrengen.

“I’m trying not to dwell on everything,” I explain, studying the blueish hue of the sky.
‘Ik probeer niet te blijven hangen in wat er is gebeurd,’ leg ik uit en bestudeer de blauwige kleur van de lucht.

There was a great flash of blueish light, brighter than the sun, and I remember nothing more.'
Vervolgens was er een enorme flits van blauw licht, schitterender dan de zon, en verder weet ik niets meer.’

Considered its blueish-green foliage, imagined it different, and then told it to change.
Keek naar het blauwgroene blad van de plant, stelde het zich anders voor, en droeg het toen op te veranderen.

The burns which should have run through the moorland were of sea-water on blueish mud.
De brandplekken, die door het heideland hadden behoren te lopen, waren van zeewater op blauwachtige modder.

‘That blueish stone there, Tonio, what’s it called?’
‘Die blauwige steen daar, Tonio, hoe heet die?’

She turned it upside down, letting its blueish–white contents dribble into her open hand.
Ze keerde hem om en liet de blauwwitte inhoud in haar holle hand druipen.

His sense of freedom was at one with the cloudless sky, blueish-black at the zenith, and the empty landscape before him.
Zijn besef van vrijheid was één met de wolkeloze hemel, blauwig zwart in het zenit, en het lege landschap voor hem.

They had always been a dark blueish grey, and now they were pale, as if someone had bleached them.
Ze hadden altijd een donkere grijsblauwe tint gehad, en nu waren ze lichter, alsof iemand ze had gebleekt.

A vague blueish light began to grow around him, and he saw that the city was indeed gone.
Langzamerhand verscheen er een vaag, blauwig licht om hem heen en hij zag dat de stad inderdaad was verdwenen.

Finally he lay still, his face already turning a blueish colour.
Ten slotte lag hij stil, terwijl zijn gezicht al een blauwe kleur begon aan te nemen.

Blood was dribbling down her chin now and her lips had turned blueish.
Bloed drupte nu over haar kin en haar lippen waren blauw geworden.

I haven’t any more money on me, but I’ve got my blueish spring coat.
Ik heb geen geld meer bij me, maar ik heb mijn blauwe trenchcoat aan, die zal ik de waard als onderpand geven.

He was twenty-eight then, hard-jawed with ruffled blond hair and blueish-gray eyes like Paul Newman.
Hij was destijds achtentwintig, had vierkante kaken, warrig blond haar en blauwgrijze ogen, net als Paul Newman.

Then he pointed to the right side of Lanning’s neck, where the skin had a blueish yellow mark on it.
Hij wees naar de rechterkant van Lannings nek waar een blauwgele plek op de huid zat.