do business oor Nederlands

do business

werkwoord

(intransitive) To be engaged in business, to be involved in commerce or trade.

Vertalings in die woordeboek Engels - Nederlands

handelen

werkwoord

We are embracing new technologies that offer great opportunities for learning, for doing business, for communicating.
We maken gebruik van nieuwe technieken die grote kansen bieden op het vlak van studie, handel en communicatie.

plassen

werkwoord

urineren

werkwoord

Soortgelyke frases

doing business as
zaken doen als

doing business as name
Doing Business As-naam

to do business
handel drijven · handelen

voorbeelde

Perhaps these two were simply not meant to do business.
Misschien is het domweg niet de bedoeling dat deze twee partijen zaken met elkaar doen.

He made contact with Jordan, the two of them ended up doing business.
Hij zocht Jordan op en die twee gingen uiteindelijk zakendoen.

That makes doing business with you much easier.
Dat maakt het zakendoen met u een stuk gemakkelijker.

What it comes down to is they won’t do business with what they call a ‘Jew promoter.’”
Waar het op neerkomt is, dat zij geen zaken willen doen met wat zij noemen een, joodse promotor'.""

“If this is the way you do business, you can take your job and—” She ground her teeth.
'Als dit jouw opvatting over zaken doen is, kun je je opdracht terugkrijgen en -' Ze knarsetandde.

Maybe I'm not a fancy gentleman like you with your very fine hat but I do business
Misschien ben ik niet zo'n elegante zakenman als jij... met jouw, hele mooie hoed... maar ik doe wel zaken.

Do business in way competitors thought was unprofitable or impractical.
Doe zaken op een manier waarvan je concurrenten dachten dat het verliesmakend of ondoenlijk was.

‘My boss and I used to do business with Colin Osborne.’
‘Mijn baas en ik hebben zaken gedaan met Colin Osborne.’

(e) to any legal person, entity or body doing business within the Community.
e) op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen die binnen de Gemeenschap zaken doen.

“So this is the kind of people you’re doing business with,” George spluttered at Belinda.
‘Dus dit is het soort mensen met wie jij zakendoet,’ siste George tegen Belinda.

I can't afford to do business with some Chinese ninja out hunting us.
Ik kan me niet veroorloven om zaken te doen met een aantal Chinese ninjas jagend op ons.

She left her job because she didn't like their way of doing business.
Ze nam ontslag omdat ze niet akkoord was met de manier van werken.

‘But, Robert, he will not do business with gwai-lo.’
'Maar, Robert, hij doet geen zaken met gwai-lo.'

"""If you can call that filth you do business,"" Megan said as she came level with them."
‘Als je de vuiligheid die jullie bedrijven zaken kunt noemen,’ zei Megan toen ze op dezelfde hoogte was.

Camila will not be doing business with Ki-Moon or any of our other distributors.
Camila zal geen zakendoen met Ki-Moon of een andere distribiteur.

I’m never doing business here again.’
Ik ben niet van plan hier ooit nog weer zaken te doen.’

He clocked Wolf doing business with a bookie at two Bridges bar.
Wolf deed zaken met een bookmaker in Two Bridges Bar.

Look, I can't do business with people who lie to me.
Ik kan niet werken met leugenaars.

He was local and I liked doing business with the neighboring merchants.
Hij woonde in de buurt en ik deed graag zaken met plaatselijke vaklui.

Either we do business with Skolling or we go bankrupt.
'Of we doen zaken met Skolling, of we gaan failliet.

Always said you don't do business with family.
Altijd gezegd dat je geen zaken moet doen met familie.

Pleasure doing business with you.
Fijn zaken met je te doen.

Mainstreaming ease of doing business in all policies will be instrumental to fostering growth.
De verbetering van het ondernemingsklimaat in alle sectoren speelt een grote rol bij het stimuleren van de groei.

Not meeting the person with whom you were;, doing business?""
Dat je degene met wie je zakendoet nooit ontmoet?’

It's, uh, better to do business eye-to-eye.
Ik handel zaken het liefst persoonlijk af.