sneeuw oor Bretons

sneeuw

/snɪːβ̞/ naamwoord, werkwoord vroulike, manlike

in kristallen bevroren water

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Bretons

erc'h

naamwoord manlike

De meest gewone vorm van bevroren neerslag, meestal vlokken of stervormige kristallen, gematteerde ijsnaalden of combinaties daarvan, en vaak met een laag rijp bedekt.

Furm voutinañ ar c'houezhadurioù dour skornet, peurliesañ e stummoù strink pe poulloù skornet dezho stumm steredennoù.

ercʼh

ergh

Erc'h

Soortgelyke frases

gesmolten sneeuw
souberc'h

sneeuw brengend, sneeuw veroorzakend
erc'hus

water afkomstig van smeltende sneeuw
dour-erc'h

half gesmolten sneeuw
erc'h-teuz

smeltende sneeuw
teuzerc'h

voorbeelde

Sneeuw
Erc'h

[Erx] m sneeuw; erc’h a ra het sneeuwt, het is aan het sneeuwen; ober erc’h sneeuwen; pa vez an erc’h war an douar, ne vez na tomm na klouar als er sneeuw ligt is het noch warm noch lauw (= loochen geen evidenties); abaoe bloavezh an erc’h
erc’h

bn sneeuw brengend, sneeuw veroorzakend
erc’hus

v -où (een) kristal ; glinstering ; strinkenn an erc’h de glinstering van sneeuw
strinkenn

Ik hou van sneeuw.
An erc’h a blij din.

Onze-Lieve-Vrouwe-ter-Sneeuw
Itron Varia an Erc'h

ww hoorn worden; hard worden (sprekend van aarde, of van sneeuw onder een schoen)
karnañ

ww sneeuwen
erc’hiñ

m gesmolten sneeuw
souberc’h

m water afkomstig van smeltende sneeuw
dour-erc’h

bn helwit, helder wit; du eo ar vran war an erc’h gwenn kann zwart is de raaf op de helwitte sneeuw (Abeozen)
kann

bn fijn (sneeuw); verlaten (land)
fu

m half gesmolten sneeuw
erc’h-teuz

v -où stapel, hoop; (sneeuw)vlok
kalzenn