water oor Bretons

water

/ˈwatər/, /ˈwaːtər/, /ˈʋaːtər/, /watɜr/ naamwoord, werkwoord onsydig

Significante hoeveelheid water die op Aarde of een andere planeet aanwezig is.

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Bretons

dour

naamwoord manlike

Algemeen voorkomende vloeistof (H2O) die regen, rivieren, de zee enz. vormt en waar een groot deel van het lichaam van organismen uit bestaat.

Geen zuiver water, amper voedsel.
N'eus ket dour mat da evañ, tost boued ebet.

deur

dourioù

naamwoord

dowr · Dour · doureier

Soortgelyke frases

water-
-dour

vaatwater, afvalwater ; varkensdraf; smerig water
gwelien

doorweken; aanlengen, water bijvoegen
distrempañ

boven het water uitstekend deel van een boot
divoradur

in water oplossen, in water doen smelten
dourdeuziñ

op het punt staan te koken ; in heet water dompelen
redisañ

stroom water/mensen, stroming, stortvloed; stroomversnelling
froud

in water levend mos
glandour

schuimlijn tussen twee stromingen water
fedenn

voorbeelde

Het is water.
Ya, dour'ni eo.

v gwinterezed-puñs bascule om water op te halen
gwinterez-puñs

m het afvloeien van water
dizour

v -où stroom water ; het uitglijden op ijs
redenn

ww doen stromen (bv. stilstaand water); doen vooruitgaan, weer op gang brengen, depanneren; instorten; herstellen (bv. uurwerk)
disac’hañ2

Meer (water)
Lenn (dour)

m water dat niet wegvloeit; stilstaand water
dour-skoilh

m/v -où stroom water/mensen, stroming, stortvloed; stroomversnelling (in rivier); voorloop (eerste wijn/cider die voor het persen uitvloeit); onstuimigheid, passie, emotie
froud

v -où steen om een toevoer van water naar een weide af te stoppen; kleine dijk, kleine dam
fardell2

m stroming (water); overlaat
dishal

bn in het water levend
dourel

bn helder (water)
glein

m -ien kauwer; veelvraat; babbelaar, roddelaar; zeurkous ; chaoker e stec’henn babbelaar chaoser m/v –ioù straatweg, geplaveide weg; opgehoogde oever langs water, dijk chaoseriañ ww een straatweg aanleggen; voorzien van een opgehoogde oever
chaoker

v buis voor afvoeren van water
san-dour

ww te water laten (boot, schip); vaak op zee zijn; aangetast zijn door zeewater
morañ

m met wijn gemengd water
dour-gwin

m met koffie gemengd water; slappe koffie
dour-kafe

m -où voetzool ; koll plant geen grond meer voelen (in het water)
plant2

m stromend water
dour-red

[’ki:bEl] v où kuip, tobbe; badkuip; klein gat vol water bij een rivier
kibell

m -ioù het uitwassen met heet water; het verschroeien
skaotadur

v -où bascule om water op te halen
gwint

Vogels drinken water.
Dour a vez evet gant al laboused.

ww schudden/bewegen in het water (bv. linnen)
stribouilhañ

[e'tre:zEk] vz naar; gevolgd door persoonlijk voornaamwoord: etrezek ennon naar mij toe, etrezek ennout naar jou ; lakaat dour da redek etrezek un tu all water naar een andere kant afleiden
etrezek