paratype oor Engels

paratype

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Engels

paratype

naamwoord

taxonomic term

voorbeelde

Het paratype is IVPP V18935.1, een schedel van een mannelijk exemplaar.
The paratype is IVPP V18935.1, the skull of a male individual.

Er zijn drie exemplaren van bekend, alle molariforme tanden, waarvan BM(NH) M46645 het holotype is en BMNH M46183 het paratype; een toegewezen specimen is BDUC J 3.
There are three sorts known, all with molariform teeth, of which BM(NH) M46645 is the holotype and BMNH M46183 is the paratype; an assigned specimen is BDUC J 3.

Het geslacht is genoemd naar wijlen Professor John R.E. Mills, die veel heeft bijgedragen aan de interpretatie van Mesozoïsche zoogdiertanden en een van de oorspronkelijke beschrijvers van het paratype was, met het Griekse woord οδους, οδοντος (tand).
The genus is named after the late Professor John R. E. Mills, who contributed a lot to the interpretation of Mesozoic mammalian teeth and was one of the original authors of the paratype, with the Greek word οδους, οδοντος (tooth).

Als paratypen zijn aangewezen: MNHN GDF 501: een snuit; MNHN GDF 502: een quadratum; MNHN GDF 503; een stuk dentarium; MNHN GDF 504: een stuk dentarium; MNHN GDF 505: een stuk dentarium; MNHN GDF 506: een draaier; MNHN GDF 507: een achterste halswervel; MNHN GDF 508: een achterste ruggenwervel; MNHN GDF 510: een staartwervel; en MNHN GDF 511: een staartwervel.
Additionally, several specimens have been assigned as paratypes: MNHN GDF 501, a snout; MNHN GDF 502, a quadrate; MNHN GDF 503, a dentary; MNHN GDF 504, a dentary; MNHN GDF 505, a dentary; MNHN GDF 506: an axis; MNHN GDF 507, a rear neck vertebra; MNHN GDF 508, a rear back vertebra; MNHN GDF 510, a tail vertebra; and MNHN GDF 511, another tail vertebra.

Ook enkele andere fragmenten zijn gevonden en als paratype toegewezen: MNHN GDF 365, twee nog verbonden praemaxillae, en MNHN GDF 357, 358, 359 en 361, vier ruggenwervels.
Several paratypes have been assigned: MNHN GDF 365, a snout of two articulated premaxillae; as well as MNHN GDF 357, 358, 359 and 361, four dorsal vertebrae.

Daarnaast zijn als paratypen toegewezen: IWCMS 2002.189.3, een gedeeltelijk schedeldak; IWCMS 2003.2, een linkerquadratum; IWCMS 2003.4, een mogelijk stuk jukbeen; ICWMS 2002.237, een 44 millimeter lang stuk van het eerste vingerkootje van de vleugelvinger; IWCMS 2002.234.1-4, vier 245 millimeter lange aaneensluitende stukken van een zodanig kootje, IWCMS 2002.233, wellicht het 64 millimeter lange uiteinde van een tweede kootje; IWCMS 2002.236, een stuk van de schacht van wellicht het vierde kootje; en IWCMS 2003.3, vermoedelijk een stuk van een van de achterpoten.
As paratypes have been referred: IWCMS 2002.189.3, a partial posterior skull roof; IWCMS 2003.2, a left quadrate; IWCMS 2003.4, a possible partial jugal; ICWMS 2002.237, a 44 millimetres long fragment of the first phalanx of the wing finger; IWCMS 2002.234.1-4, four, together 245 millimetres long, contiguous fragments of a first phalanx; IWCMS 2002.233, a possible distal end, 64 millimetres long, of a second phalanx; IWCMS 2002.236, a fragment of the shaft of possibly the fourth phalanx; and IWCMS 2003.3, a probable fragment of a hindlimb bone.

Als paratype werd het tweede skelet aangewezen, specimen IVPP V15980, bestaande uit staartwervels, chevrons, ribben, vingerkootjes, fragmenten van een tweede middenvoetsbeen, fragmenten van een vierde middenvoetsbeen en teenkootjes.
The other find is the paratype, IVPP V15980, consisting of a very fragmentary skeleton including tail vertebrae, chevrons, ribs, phalanges of the hands, fragments of the second and fourth metatarsals and pedal phalanges.

Als paratypen zijn aangewezen: IVPP 88301, IVPP 88402b, IVPP 88501 en IVPP 88510, alle gedeeltelijke skeletten zonder schedel van halfwas individuen.
The other four specimens are the paratypes: IVPP 88301, IVPP 88402b, IVPP 88501 and IVPP 88510.

De paratypen zijn USNM 7952, een snuit, USNM 7953, een gedeeltelijke schedel met gedeeltelijk skelet en USNM 7957, een voet.
The paratypes are USNM 7952, a snout, USNM 7953, a partial skeleton with skull and USNM 7957, a foot.

Het paratype, LGP V001b is een gedeeltelijk skelet zonder schedel.
The paratype, LGP V001b, is a partial skeleton lacking the skull.

Ongebruikelijk is dat men de tegenplaat heeft aangewezen als het paratype met nummer SJG 00001A.
The counterplate was designated as the paratype with inventory number SJG 00001A.

De paratypen zijn: MOR 249, een legsel van negentien eieren waarvan sommige met embryo; PP 22412, een stel achterpoten; MOR 331, een gedeeltelijk skelet zonder schedel; MOR 248, en skelet met schedel; en MOR 403, een hersenpan.
The paratypes are MOR 246, a clutch of nineteen eggs, some with embryo; PP 22412, a set of hindlimbs; MOR 331, a partial skeleton; MOR 248, a skeleton with skull; and MOR 403, a braincase.

Paratype 1, een mannetje met alleen het hoofd en brachiale kroon, kwam uit dezelfde omgeving.
Paratype 1, a male known from only the head and brachial crown, came from the same station.

Daarnaast werd in 2002 een tweede specimen als paratype toegewezen, IVPP V12633, de schedel van een jong dier.
As paratype specimen IVPP V12633 has been referred, the skull of a juvenile.

Deze omvatten het paratype, GDF 381, een tweede vrij volledig skelet gevonden in 1972, en als toegewezen vondsten GDF 301, een groot ravenbeksbeen, en GDF 302, een dijbeen.
Other finds include the paratype specimen GDF 381, a second skeleton found in 1972, and the referred specimens GDF 301, a large coracoid, and GDF 302, a femur.

Het paratype is specimen IVPP V818, een schedeldak.
The paratype is specimen IVPP V818, a skull roof.

Een paratype kan van een andere vindplaats komen dan het holotype.
A paratype may originate from a different locality than the holotype.

In 2000 werd een tweede specimen beschreven, het paratype FIP 002-136, dat bestaat uit vierendertig losse elementen van minstens twee individuen die vlak bij het holotype zijn gevonden.
Also a paratype was assigned in 2000, FIP 002-136, consisting of thirty-four skeletal elements of at least two adult individuals found near the holotype.

Er zijn twee paratypen: ZPAL MgD-I/98 bestaat uit een rechterhand en een rechtervoet die wellicht aan eenzelfde individu toebehoren.
There are two paratypes: ZPAL MgD-I/98, consisting of a right hand and foot, and ZPAL MgD-I/20, the upper part of the left metatarsus of a larger individual.

Het paratype was zes jaar oud en groeide nog.
The juvenile died at 6, and was still growing.

Paratype nr. 3 was gevangen op 12 meter diepte op ongeveer dezelfde locatie met een 12 m groot bodemnet dat viste op 100 m diepte.
Paratype no. 3 was caught at virtually the same locality in a 40 ft bottom trawl that fished to a depth of 100 m.

Sjarow wees meteen een paratype, toe, PIN 2470/1, een vrij volledig platgedrukt skelet dat de schedelvorm goed toont.
Sharov had already referred a paratype or second specimen: PIN 2470/1, again a fairly complete skeleton on a slab.

Als paratypen werden aangewezen CEPUNL TV 18 en CEPUNL TV 19, twee tanden uit dezelfde lagen.
The other two teeth, CEPUNL TV 18 and CEPUNL TV 19, are the paratypes.

Het paratype, IGM 100/984, is de schedel uit 1996 waarvan alleen de snuit bewaard is gebleven.
The paratype, specimen IGM 100/984, is the skull found in 1996, of which only the snout has been preserved.

Een tweede specimen, QW 200702, slechts bestaande uit een dijbeen van een juveniel dier, is als paratype aangewezen.
A second specimen (QW 200702), an isolated femur from a juvenile, has been designated as the paratype.