2004, II‐2395, Randnrn. 328 bis 332). Die Beendigung der Verstöße nach dem ersten Eingreifen der Kommission kann nämlich logischerweise nur dann einen mildernden Umstand bilden, wenn es Gründe für die Annahme gibt, dass die fraglichen Unternehmen durch dieses Eingreifen zur Beendigung ihres wettbewerbswidrigen Verhaltens veranlasst wurden; der Fall, dass die Zuwiderhandlung bereits vor dem ersten Eingreifen der Kommission beendet wurde, wird von dieser Vorschrift der Leitlinien nicht erfasst (Urteil des Gerichtshofs vom 25. Januar 2007, Dalmine/Kommission, C‐407/04 P, Slg. 2007, I‐829, Randnr. 158).
II‐2395, punten 328‐332). Dat de betrokken onderneming reeds bij de eerste stappen van de Commissie de inbreuken heeft beëindigd, kan logischerwijs immers slechts een verzachtende omstandigheid vormen indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze onderneming er door het optreden van de Commissie toe is aangezet haar mededingingsverstorende praktijken te beëindigen; het geval waarin de inbreuk reeds is beëindigd vóór de eerste stappen van de Commissie valt niet onder deze bepaling van de richtsnoeren (arrest Hof van 25 januari 2007, Dalmine/Commissie, C‐407/04 P, Jurispr. blz. I‐829, punt 158).EurLex-2 EurLex-2