verafschuwen oor Katalaans

verafschuwen

werkwoord

afschuw hebben voor

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Katalaans

abominar

werkwoord

avorrir

werkwoord

Met huivering terugwijken.

detestar

werkwoord

De natuur verafschuwt paradoxen.
La naturalesa detesta les paradoxes.

execrar

werkwoord

voorbeelde

Maar kun je ermee leven dat de mensen op deze eilanden je zullen verafschuwen?
Però ¿podràs viure sabent que la gent de les illes et menysprea?

Zelfs mijn zus zal me verafschuwen.
Fins i tot la meva germana m’odiarà.

Ik zou zeggen dat dit bezoek onverwachts is, maar ik verafschuw understatements.
Podria dir que no m'esperava aquesta visita, però no m'agraden les formalitats.

Hij was er niet op ingesteld om zichzelf subjectief te verafschuwen, maar hij verafschuwde het object dat hij was.
No estava fet per odiar-se subjectivament, però sí que odiava l’objecte que era en el món.

‘Hebt u een persoonlijke reden om ze te verafschuwen?’
—Té alguna raó personal per detestar-los?

We zullen je altijd verafschuwen.
Sempre li detestem.

Je zou me erom moeten verafschuwen, maar ik drukte op dat moment mijn onbehagen de kop in.
I, encara que m’odieu, he de dir que en aquell moment vaig apartar el meu neguit.

Als heren van goed fatsoen verafschuwen we zelfs maar de zweem van bedrog, en als land dienen we hetzelfde te doen.’
Com a cavallers, abominem el més petit indici d’engany, i com a país hauríem de fer el mateix.

Verwerp daarom nooit „het strenge onderricht van Jehovah; en verafschuw zijn terechtwijzing niet” (Spr.
Per tant, ‘no menystinguem la disciplina de Jehovà ni menyspreem la seva correcció’ (Prov.

En ik verafschuw dat spelletje en ik zal het joch vinden dat zich hiermee heeft vermaakt.’
I jo abomino aquest joc i trobaré el xaval que s'ha divertit amb aquest.

‘Ik heb je al gezegd dat ik moord verafschuw.’
Ja li vaig dir que l’assassinat em repugna.

Het land dat mij dierbaar was toen ik nog geluk en liefde kende, was ik in al mijn tegenspoed gaan verafschuwen.
El meu país, que quan era feliç i estimat m’era benvolgut, ara, en l’adversitat, em resultava odiós.

Zou ze hem net zo verafschuwen als zijn moeder?
L’hauria detestat com la seva pròpia mare?

‘Ik,’ zei Laura scherp, slachtoffer van buiksprekerij, ‘verafschuw vrouwen die niet weten hoe ze vrouw moeten zijn.’
—Jo —va dir, severa, la Laura, víctima del ventriloquisme—, detesto les dones que no saben ser dones.

Het verheugt me je te kunnen vertellen dat de jongeman die ik, van allemaal, het meest verafschuw Bath verlaten heeft.
M’alegra de poder dir que el jove que més avorreixo se n’ha anat de Bath.

Dit onbekende meisje kon mij onmogelijk zo plotseling en intens verafschuwen.
No era concebible que aquell desconegut m’hagués agafat un odi tan intens de forma tan sobtada.

Hoewel hij wist dat de Moordenaar zijn vijand was, kon hij zich er nooit helemaal toe brengen om hem te verafschuwen.
Tot i que sabia que l’Assassí era el seu enemic, no es va poder convèncer mai d’odiar-lo.

Maar ik verafschuw de saaie routine van het bestaan.
Detesto l'avorrida rutina de l'existència.

Alle mannen zijn ellendelingen en ik ben blij nu meer te kunnen doen dan ze verafschuwen; thans haat ik ze.’
Tots els homes són uns infames, i em fa feliç fer una cosa més que detestar-los; ara, els menyspreo.

Hij had een fles Ierse whisky, (die ik verafschuw) op een tafeltje gezet naast een sifon spuitwater en een glas.
Havia posat una ampolla de whisky irlandès —que detesto— damunt una tauleta, amb un sifó i un got.

‘Ik zou je ook liever de hele tijd kussen dan je verafschuwen,’ zei hij toen.
–Jo també preferiria fer-te petons tota l’estona més que no pas menysprear-te –va dir, finalment–.

Soms verafschuw ik alle zinloze berichtjes die ik in de krant schrijf.
A vegades detesto tota la informació absurda que escric al diari.

Zij zei fel: ‘Ik verafschuw het huwelijk, en het gezin ook, dat is totaal niet meer van deze tijd.’
Ella va dir en un rampell: «El matrimoni m’horroritza i la família també, tot això són coses antiquades».

Je zult het nóg meer verafschuwen dan ik... maar je zult het goed doen.
Ho detestaràs, més que jo i tot... però ho faràs bé.

We verafschuwen je.
Li odiem.