102 Uit afdeling 6 van het dossier voor de identificatie van antraceenolie blijkt immers dat voornoemd comité heeft geconcludeerd dat die stof moest worden beschouwd als een stof met PBT- en zPzB-eigenschappen, aangezien zij enerzijds drie PAK-bestanddelen bevatte met een concentratie van minstens 0,1 %, waarvan er twee bestanddelen moesten worden geacht PBT- en zPzB-eigenschappen te hebben (namelijk fluoranteen en pyreen) en het andere bestanddeel voldeed aan de criteria om te worden aangemerkt als een bestanddeel met zPzB-eigenschappen (te weten fenantreen), en anderzijds antraceen, in een concentratie van 3 tot 25 %, dat voldeed aan de criteria voor een bestanddeel met PBT-eigenschappen.
102 Indeed, it is apparent from section 6 of the dossier on the identification of anthracene oil that the committee concluded that the substance should be considered to have PBT and vPvB properties since, on the one hand, it contained three PAH constituents present in a concentration of at least 0.1%, two of which should be considered to have PBT and vPvB properties, namely fluoranthene and pyrene, and one of which met the necessary criteria to be considered to have vPvB properties, namely phenanthrene, and, on the other hand, it contained anthracene in a concentration of between 3% and 25% which met the necessary criteria to be considered to have PBT properties.EurLex-2 EurLex-2