Retrotransposon oor Engels

Retrotransposon

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Engels

retrotransposon

naamwoord

voorbeelde

Ze coderen vier eiwitmotieven in de volgorde: protease, integrase, reverse-transcriptase en ribonuclease H. Er zijn tenminste twee classificatiesystemen voor de indeling van Ty1-copia retrotransposons in vijf verwantschapslijnen: Sireviruses/Maximus, Oryco/Ivana, Retrofit/Ale, TORK (onderverdeeld in: Angela/Sto, TAR/Fourf, GMR/Tork) en Bianca.
They encode four protein domains in the following order: protease, integrase, reverse transcriptase, and ribonuclease H. At least two classification systems exist for the subdivision of Ty1-copia retrotransposons into five lineages: Sireviruses/Maximus, Oryco/Ivana, Retrofit/Ale, TORK (subdivided in Angela/Sto, TAR/Fourf, GMR/Tork), and Bianca.

In mais bijvoorbeeld bestaat 49–78% van het genoom uit retrotransposons.
In maize, 49–78% of the genome is made up of retrotransposons.

Een retrovirus kan omgezet worden in een LTR retrotransposon door inactivatie of deletie van het eiwitmotief dat er voor zorgt dat het virus zich buiten de cel kan verspreiden.
A retrovirus can be transformed into an LTR retrotransposon through inactivation or deletion of the domains that enable extracellular mobility.

Net zoals DNA-transposons (klasse II transposons) kunnen retrotransposons mutaties veroorzaken door insertie (invoegen) naast of in genen.
Like DNA transposable elements (class II transposons), retrotransposons can induce mutations by inserting near or within genes.

Door opeenvolgende mutaties kunnen de meeste retrotransposons echter niet meer werken.
Because of accumulated mutations, most retrotransposons are no longer able to retrotranspose.

Verder zijn door retrotransposons veroorzaakte mutaties relatief stabiel, omdat de sequentie op de plaats van insertie door het replicatiemechanisme behouden blijft bij het verspringen.
Furthermore, retrotransposon-induced mutations are relatively stable, because the sequence at the insertion site is retained as they transpose via the replication mechanism.

LTR retrotransposons hebben directe repeat LTR's die ongeveer 100 bp tot over 5 kb groot zijn.
LTR retrotransposons have direct LTRs that range from ~100 bp to over 5 kb in size.

Non-LTR retrotransposons bestaan uit twee ondergroepen: long interspersed nuclear elements (LINE's) en short interspersed nuclear elements (SINE's).
Non-LTR retrotransposons consist of two sub-types, long interspersed elements (LINEs) and short interspersed elements (SINEs).

Sireviruses/Maximus retrotransposons bevatten een vermoedelijk extra gen voor het envelopeiwit.
Sireviruses/Maximus retrotransposons contain an additional putative envelope gene.

Een belangrijk verschil met Ty1-copia en Ty3-gypsy retrotransposons is echter dat retrovirussen een envelopeiwit (ENV) hebben.
A major difference with Ty1-copia and Ty3-gypsy retrotransposons is that retroviruses have an envelope protein (ENV).

Metavirussen omvatten conventionele Ty3-gypsy retrotransposons, die geen extra eiwitmotief of open leesramen hebben.
Metaviruses describe conventional Ty3-gypsy retrotransposons that do not contain additional domains or ORFs.

Ongeveer 40% van het menselijk genoom bestaat uit retrotransposons en 2–3% uit DNA-transposons.
Around 42% of the human genome is made up of retrotransposons, while DNA transposons account for about 2–3%.

Retrotransposons komen vooral voor in planten, waar ze vaak een belangrijk deel van het kern-DNA zijn.
Retrotransposons are particularly abundant in plants, where they are often a principal component of nuclear DNA.

Afhankelijk van welke genen die zij hebben verworven, sommige retrotransposons in virussen hebben geëvolueerd.
Depending on what genes they acquire, some retrotransposons have evolved into viruses.