eten geven oor Frans

eten geven

Het geven van eten.

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Frans

alimenter

werkwoord

Het geven van eten.

Donner de la nourriture.

Dag in, dag uit heeft ze hen te eten gegeven.
Elle les a alimentés jour après jour.

nourrir

werkwoord

Het geven van eten.

Donner de la nourriture.

Heb je de hond eten gegeven vanmorgen?
As-tu nourri le chien ce matin ?

repaître

werkwoord

Soortgelyke frases

te eten geven
faire manger · nourrir

En hij begeerde zijn buik te vullen met de schillen, die de varkens aten, doch niemand gaf ze hem.
Il aurait bien voulu se rassasier des carouges que mangeaient les pourceaux, mais personne ne lui en donnait.

voorbeelde

Een goed ding is dat we andere landen te eten geven.
Un truc qui me plaît, c'est qu'on nourrit d'autres pays.

‘Wil jij dit kind niet wat te eten geven?’
— Veux-tu donner à boire à cet enfant ?

Denk je dat ze ons vanmorgen te eten geven?’
Tu crois qu'ils nous donneront à manger, ce matin ?

Ze zouden nog liever sterven dan ons te eten geven.'
Ils aimeraient mieux mourir que nous nourrir.

Je kunt je familie van je werk niet meer te eten geven, en het wordt aldoor erger.
À l’heure qu’il est, un homme ne peut plus nourrir sa famille avec sa paie, et ça ne fait qu’empirer.

Nog één prijsstijging en we kunnen onze paarden niet meer te eten geven.
Encore une hausse des prix et on ne pourra plus nourrir nos chevaux.

We gaan je wat eten geven en schone kleren
Viens de requinquer et mettre des vêtements propres

'Ik moet eerst even douchen en de katten te eten geven,' zei hij.
— Je dois prendre une douche et donner à manger aux chats, dit-il.

Dan moeten we jou iets te eten geven
Alors, nous devrons te nourrir

Dat kan je hem niet te eten geven.
Il ne peut pas manger ça.

Alles wat ik wil, is mijn kat eten geven en in bed kruipen.’
Enfin, bref... tout ce que je veux, c’est rentrer chez moi, nourrir mon chat et me mettre au lit.

‘Kom, Sukey, we gaan je wat te eten geven.
«Allez, viens, Sukey, on va te donner quelque chose à manger.

‘Ik moet Dougal eten geven,’ zei ze.
— Faut que je donne à manger à Dougal, expliqua-t-elle.

‘Ik kan je niet te eten geven, jongen.
— Je ne peux pas te nourrir, mon enfant.

En iedere twee uur, plus of min een paar minuten moest hij de kolos te eten geven.
Et toutes les deux heures, à quelques minutes près, il devait nourrir la créature.

Zolang we het eten geven.
Tant qu'on la ravitaille...

Met het weinige geld dat hij verdient kan je de kinderen eten geven.
Le peu qu'il gagne sert à nourrir la famille.

Ik moest hem ook altijd te eten geven, want hij leed duidelijk honger.
Et puis, je le faisais manger, car il crevait de faim, cétait évident.

Elke keer dat hij en Rose haar niet snel genoeg te eten geven.
Quand lui, ou Rosalie, ne la nourrit pas assez vite à son gré.

Maar als jullie mijn vrienden zijn en mij eten geven, ben iek jullie vriend en laat jullie zien.
Mais tu es mon ami et si tu me donnes à manger, je serai ton amie et je te montrerai où c’est O.K. ?

Dus ik moet het eten geven?
Je dois l'introduire, je suppose?

Ga maar gauw de kat te eten geven.
Ouais, tu devrais rentrer chez toi pour nourrir ton chat.

Iedereen wil ons te eten geven.’
Tout le monde veut nous donner à bouffer.

Voor de zekerheid vroeg Ruby nog: ‘Zouden jullie haar te eten geven?’
Ruby insista: «Vous lui donneriez à manger?

U moet heel veel kinderen te eten geven en verzorgen.
Vous avez beaucoup d'enfants à nourrir et à entretenir.