half sibling oor Nederlands

half sibling

naamwoord

Alternative spelling of [i]half-sibling[/i]

Vertalings in die woordeboek Engels - Nederlands

halfbrus

a half-sibling

Soortgelyke frases

maternal half-sibling
halfbroer of halfzus van moederszijde

half-sibling
halfbroer of halfzus

voorbeelde

Q: They are the defendant’s half siblings?
Zij zijn halfzuster en halfbroer van de verdachte?

Father to his own half sibling.
Vader van zijn eigen halfbroer of -zus!

He rarely discussed his half-siblings on his father’s side.
Hij sprak zelden over zijn halfbroers en -zussen van zijn vaders kant.

He had come alone to Alexandria, a stranger, to take his place with unknown half-siblings.
Hij was helemaal alleen naar Alexandrië gekomen en woonde als buitenlander tussen onbekende halfbroers en -zusjes.

‘Tell me more about your half-siblings.’
‘Vertel me meer over je halfbroer en halfzus.’

We were half-siblings, you see.
We waren namelijk halfbroer en halfzus.

Children are learning to have two sets of parents, half-siblings, and split holidays.
Kinderen moeten leren om te gaan met twee paar ouders, stiefbroertjes en stiefzusjes en een ander type vakantie.

Lisa had often wondered whether she had siblings or half siblings, whether they looked like her.
Lisa had zich vaak afgevraagd of zij broertjes en zusjes of halfbroertjes en halfzusjes had, en of ze op haar leken.

Michael had two siblings, and two half siblings, all still living in the Welsh valleys.
Michael had een broer en een zus en twee halfzussen, die allemaal nog in de dalen van Wales woonden.

I have siblings, too, half siblings I guess.
Ik heb ook broers en zussen, halfbroers en halfzussen, moet ik zeggen.

It's been a really weird thing seeing Benny again and finding out about a half-sibling.
Het was raar om Benny weer te zien en om er achter te komen dat ik een halfbroer heb.

Mirja had no photographs of her dead daughter or her half siblings.
Mirja had geen foto’s van haar dode dochter of van haar halfbroers en -zussen.

He had two daughters with his first wife, half-siblings to Travis and Cory.
Met zijn eerste vrouw had hij twee dochters, halfzusjes van Travis en Cory dus.

‘On the downside, Olivia, one of my numerous half-siblings, has split up from her husband.’
‘Het andere familienieuwtje is dat Olivia, een van mijn halfzusjes, bij haar man weg is.’

‘We know about a half-sibling, don’t we?’
‘Wij kennen een halfzus, nietwaar?’

There was no birthday celebration planned with my parents and half siblings.
Er was geen feestje gepland met mijn ouders en halfbroers en -zussen.

‘Yes, but they are, in fact, half-siblings.’
‘Ja, maar ze zijn halfbroer en -zus.’

I knew that Cal’s father had remarried and that Cal had half siblings in England.
Cals vader was hertrouwd en Cal had halfbroers en halfzusters in Engeland.

Or half-siblings.
Of half-broer en zus.

I was not trapped behind the bolted doors like my half-siblings.
Ik zat niet achter de vergrendelde deuren gevangen, zoals mijn halfbroers en -zussen.

“Would they, if they knew I was only their half sibling?”
‘Zou dat zo blijven als ze wisten dat ik maar een halfbroer ben?’

To her credit, she never referred to Dante as his half sibling.
Het sprak in haar voordeel dat ze Dante nooit zijn halfbroer noemde.

Now she felt ridiculous for letting her thoughts run rampant about stepmothers and half siblings.
Opeens voelde ze zich volkomen belachelijk met haar wilde gedachten over stiefmoeders en halfbroertjes.

A half sibling of whom we knew nothing?
Een halfbroer of -zus van wie wij het bestaan niet wisten?

“So you really did know what my half siblings look like.”
‘Dus je wist echt hoe mijn halfbroertje en -zusje eruitzien.’