to make a phone call oor Nederlands

to make a phone call

Vertalings in die woordeboek Engels - Nederlands

een telefoontje plegen

werkwoord

I want to make a phone call, but I don't have any change now.
Ik wil een telefoontje plegen, maar ik heb geen kleingeld.

voorbeelde

I've got to make a phone call.
Ik moet even bellen.

Someone probably just forgot to make a phone call.
Iemand is waarschijnlijk vergeten om bellen.

We stopped here for lunch and he left to make a phone call.
We stopten hier voor de lunch en hij ging even weg om een telefoontje te plegen.

“I have to make a phone call.”
“Ik moet een telefoontje plegen.”

I have to make a phone call.
Ik moet even bellen.

I’m not allowed to make a phone call?”
Mag ik soms niet telefoneren?’

Now, he just had to make a phone call and the massive hangar was at his disposal.
Tegenwoordig hoefde hij maar een telefoontje te plegen en hij kon over de gigantische hangar beschikken.

“Veriz,” Sunny said, which meant something like, “We’ll need money to make a phone call.”
“Veriz,” zei Roosje, wat zoveel betekende als: ‘We hebben geld nodig om te telefoneren.’

Before we left, she told me that she wanted to make a phone call.
Voordat we weggingen, wilde ze eerst nog iemand bellen.

“Now, if you’ll excuse me, I have to make a phone call.”
‘Maar als je me nu even wilt excuseren, ik moet een telefoontje plegen.’

Hayley, I need to make a phone call.
Hayley, ik moet even bellen.

“Speaking of an impatient lady, I have to make a phone call before we get started.”
‘Over ongeduldige dames gesproken, ik moet nog even bellen voordat we beginnen.’

What if I need to make a phone call?
Wat als ik iemand moet opbellen?

The guy in the booth shot that guy over there and stuck around to make a phone call.
Deze man heeft die man neergeschoten... en ging door met bellen?

As Meryl held the note, Jones ran to the lobby and pretended to make a phone call.
Terwijl Meryl de noot aanhield, rende Jones naar de hal en deed hij alsof hij aan het bellen was.

Sheriff, I'd like to make a phone call.
Sheriff, ik wil even bellen.

I guess he got tired of Cointreau, so he went to make a phone call.
Ik denk dat hij genoeg had van Cointreau, dus ging hij eens telefoneren.

To make a phone call.
Telefoneren.

I just have to make a phone call first.
Ik moet eerst een telefoontje plegen.

Last Sunday, a white man with brown hair paid her twenty dollars to make a phone call.”
Afgelopen zondag heeft een blanke, bruinharige man haar twintig dollar gegeven om een telefoontje te plegen.’

“Until then, I need you to make a phone call.”
‘Maar daarvóór wil ik graag dat je een telefoontje pleegt.’

To make a phone call.
Een telefoongesprek voeren.

Ilona asked to make a phone call but they refused.
Ilona vroeg of ze mocht telefoneren, maar ze weigerden dat.

The woman had taken a picture of her and gotten out to make a phone call.
Daar heeft de vrouw een foto van haar genomen, waarna ze is uitgestapt om te bellen.

Fornari lacked the strength to make a phone call: he could never have organised the attack on Gasparini.
Fornari had niet eens de kracht om een telefoontje te plegen: hij had nooit de aanval op Gasparini kunnen regelen.