impesanteur oor Nederlands

impesanteur

naamwoord vroulike

État d'un corps tel que l'ensemble des forces gravitationnelles et inertielles auxquelles il est soumis possède une résultante et un moment résultant nuls. (source: JO)

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

gewichtloosheid

naamwoord

État d'un corps tel que l'ensemble des forces gravitationnelles et inertielles auxquelles il est soumis possède une résultante et un moment résultant nuls. (source: JO)

Gewichtloosheid

gewichtsloosheid

voorbeelde

L’an dernier, j’ai pu voler pour la première fois en impesanteur à bord d’un Airbus A300 ZERO-G.
Vorig jaar heb ik voor het eerst gewichtloosheid ervaren aan boord van een Airbus A300 ZERO-G.

Il accumule un total de 7 307 paraboles, représentant un total de 39 h 18 min d'impesanteur, équivalent à 26,2 orbites terrestres, plus que les premiers astronautes américains, les premiers cosmonautes russes, et le premier taïkonaute chinois.
Hij verzamelde 6747 parabolen, in totaal 36h 22m in gewichtloosheid, wat overeenkomt met 24,2 aardomwentelingen, meer dan de eerste Amerikaanse astronauten, de eerste Russische kosmonauten en de eerste Chinese Taikonaut.

«On pourrait essayer un nouveau truc: tu n’as pas envie de savoir ce que ça fait de faire l’amour en impesanteur?
‘We kunnen iets nieuws proberen, heb je geen zin om te weten hoe het is om gewichtloos te vrijen?

Outre les systèmes préparatoires tels que les cliniques spécialisées, les fusées-sondes, la tour d’impesanteur et les vols paraboliques, l’utilisation de l’ISS pour la recherche fondamentale comme pour la recherche appliquée (entre autres nouveaux matériaux, biologie, médecine) doit être une priorité de la stratégie spatiale européenne;
Naast voorbereidende systemen als gespecialiseerde klinieken, sonderingsraketten, valtorens en paraboolvluchten zal er in de Europese ruimtevaartstrategie speciale aandacht moeten worden besteed aan de benutting van het ISS voor fundamenteel onderzoek en voor toegepast onderzoek (nieuwe materialen, biologie, geneeskunde enz.).