maison du portier oor Nederlands

maison du portier

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

portierswoning

voorbeelde

Entre temps, les cameramen pourraient filmer Rhyder Street et l’extérieur de la maison du Chef Portier.
Ondertussen konden de cameramensen Rhyder Street filmen en in ieder geval de buitenkant van de Portierswoning.

” 11 Immédiatement les portiers crièrent et ils informèrent la maison du roi, à l’intérieur.
+ 11 Terstond riepen de poortwachters het uit, en zij meldden het binnen in het huis van de koning.

Taxil avait été convoqué pour huit heures du soir à la maison maçonnique, accueilli par un frère portier.
Taxil was om acht uur ’s avonds ontboden in het vrijmetselaarshuis en was ontvangen door een broeder-portier.

19 Shalloum le fils de Qoré le fils d’Ébiasaph+ le fils+ de Qorah+ et ses frères de la maison de son père, les Qorahites+, sur l’œuvre du service, les portiers+ de la tente, et leurs pères sur le camp de Jéhovah, les gardiens de l’entrée.
+ 19 En Sa̱llum, de zoon van Ko̱re, de zoon van E̱bjasaf,+ de zoon+ van Ko̱rach,+ en zijn broeders uit het huis van zijn vader, de Korachieten,+ waren [aangesteld] over het dienstwerk, de deurwachters+ van de tent, en hun vaderen over de legerplaats van Jehovah, de bewakers van de toegang.

4 Voici la chose que vous allez faire : un tiers d’entre vous qui venez le sabbat+, d’entre les prêtres+ et d’entre les Lévites+, [vous ferez fonction] de portiers+ ; 5 un tiers sera dans la maison du roi+ ; un tiers sera à la Porte de la Fondation+ ; et tout le peuple sera dans les cours+ de la maison de Jéhovah.
+ 4 Dit is het wat GIJ zult doen: Een derde van U die op de sabbat binnenkomt,+ van de priesters+ en van de levieten,+ zal tot deurwachters+ zijn; 5 en een derde zal bij het huis van de koning+ zijn; en een derde zal bij de Fundamentpoort zijn;+ en al het volk zal in de voorhoven+ van het huis van Jehovah zijn.

24 Sachez par ailleurs qu’on ne pourra imposer aucun impôt, tribut+ ou droit de passage à un prêtre, à un Lévite, à un musicien+, à un portier, à un serviteur du Temple*+ ou à un ouvrier de cette maison de Dieu.
+ 24 Jullie wordt verder meegedeeld dat het niet is toegestaan om belasting, schatting*+ of tol op te leggen aan de priesters en de Levieten, de musici,+ de deurwachters, de tempelknechten+ en de werkers van dit huis van God.

3 Dans la 18e année de son règne, le roi Josias envoya au temple* de Jéhovah le secrétaire Shafân fils d’Azalia, lui- même fils de Meshoulam+, en lui disant : 4 « Monte voir le grand prêtre Hilkia+ et demande- lui d’aller chercher tout l’argent qui a été apporté à la maison de Jéhovah+, celui que les portiers ont recueilli auprès du peuple+.
3 In het 18de jaar van koning Josi̱a stuurde de koning zijn secretaris Sa̱fan, de zoon van Aza̱lja, de zoon van Mesu̱llam, met de volgende opdracht naar het huis van Jehovah:+ 4 ‘Ga naar hogepriester Hilki̱a+ en laat hem al het geld verzamelen dat in het huis van Jehovah wordt gebracht+ en dat de deurwachters hebben ingezameld van het volk.

3 Et il arriva, dans la dix-huitième année du roi Yoshiya, que le roi envoya Shaphân+ le fils d’Atsalia le fils de Meshoullam, le secrétaire*, à la maison de Jéhovah, en disant : 4 “ Monte vers Hilqia*+ le grand prêtre+, et qu’il prenne tout* l’argent+ qu’on apporte dans la maison de Jéhovah+, celui que les portiers+ ont recueilli du peuple ; 5 qu’on le remette en la main de ceux qui font le travail+ — les préposés — dans la maison de Jéhovah, pour qu’ils le donnent à ceux qui font le travail [et] qui sont dans la maison de Jéhovah pour réparer les lézardes de la maison+, 6 aux artisans, aux bâtisseurs, aux maçons, et [aussi] pour acheter des bois et des pierres de taille en vue de réparer la maison+.
3 Het gebeurde nu in het achttiende jaar van koning Josi̱a, dat de koning Sa̱fan,+ de zoon van Aza̱lja, de zoon van Mesu̱llam, de secretaris,* naar het huis van Jehovah zond en zei: 4 „Ga op naar de hogepriester*+ Hilki̱a,*+ en laat hem het volledige bedrag aan geld+ verzamelen* dat in het huis van Jehovah wordt gebracht,+ dat de deurwachters+ hebben ingezameld van het volk; 5 en laat men het ter hand stellen aan degenen die het werk verrichten,+ de aangestelden, in het huis van Jehovah, opdat zij het kunnen geven aan degenen die het werk verrichten, die in het huis van Jehovah zijn om de scheuren van het huis te herstellen,+ 6 aan de handwerkslieden en de bouwlieden en de metselaars, en om balken en gehouwen stenen te kopen om het huis te herstellen.

4 Voici ce que vous devrez faire : Parmi les prêtres et les Lévites qui seront de service+ le jour du sabbat, un tiers sera portier+, 5 un autre tiers se postera au palais* du roi+, et le dernier tiers se tiendra à la porte de la Fondation ; et tout le peuple sera dans les cours de la maison de Jéhovah+.
+ 4 Dit moeten jullie doen: Een derde van de priesters en van de Levieten die dienst hebben+ op de sabbat, zal deurwachter zijn. + 5 Een derde zal bij het huis* van de koning+ staan en een derde bij de Fundamentpoort. Het volk zal in de voorhoven van het huis van Jehovah gaan staan.

4 Parmi ceux-là, pour faire fonction de directeurs du travail de la maison de Jéhovah, il y eut vingt-quatre mille [hommes] ; et comme préposés+ et juges+, six mille ; 5 quatre mille portiers+ et quatre mille qui devaient louer+ Jéhovah sur les instruments+ que, [dit David,] “ j’ai faits pour [le] louer ”.
4 Van dezen waren er vierentwintigduizend om dienst te doen als opzichters over het werk van het huis van Jehovah; en zesduizend als beambten+ en rechters;+ 5 en vierduizend poortwachters+ en vierduizend die Jehovah moesten loven+ op de instrumenten+ die [zo zei Da̱vid] „ik voor het brengen van lofzang heb gemaakt”.

3 Je pris donc Yaazania le fils de Yirmeya le fils de Habatsinia, ainsi que ses frères, tous ses fils et toute la maisonnée des Rékabites, 4 et je les amenai dans la maison de Jéhovah, dans la salle à manger+ des fils de Hanân le fils de Yigdalia*, un homme du [vrai] Dieu*, [salle] qui était à côté de la salle à manger des princes, qui était au-dessus de la salle à manger de Maaséïa* le fils de Shalloum+ le portier*.
3 Ik nam dus Jaäza̱nja, de zoon van Jeremi̱a, de zoon van Habazzi̱nja, en zijn broeders en al zijn zonen en heel het huisgezin van de Rechabieten, 4 en ik bracht hen vervolgens in het huis van Jehovah, naar het eetvertrek+ van de zonen van Ha̱nan, de zoon van Jigda̱lja,* een man van de [ware] God,* dat gelegen was naast het eetvertrek van de vorsten dat zich bevond boven het eetvertrek van Maäse̱ja,* de zoon van Sa̱llum,+ de deurwachter.