« g) i) Les États membres doivent faire procéder en laboratoire aux essais officiels d'identité et de pureté variétales par identification morphologique, physiologique ou biochimique, dans les cas appropriés, dans la mesure où les résultats desdits essais en laboratoire sont considérés comme apportant un complément d'information utile aux résultats des contrôles a posteriori des parcelles témoins.
"g) i) De Lid-Staten kunnen ervoor zorgen dat in gevallen die daarvoor in aanmerking komen, een officieel zaadonderzoek op rasechtheid en raszuiverheid via morfologische, fysiologische of biochemische identificatie wordt uitgevoerd, voor zover de resultaten van de genoemde laboratoriumonderzoeken worden geacht relevante bijkomende informatie bij de resultaten van de nacontrole te bevatten.EurLex-2 EurLex-2