vieillard oor Nederlands

vieillard

/vjɛ.jaʁ/ naamwoord manlike

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

bejaarde

naamwoord

Tu veux vraiment risquer ta vie pour une jupe et un vieillard?
Wil je echt je leven riskeren voor een meid en een bejaarde?

oude

adjektief manlike

Un vieillard qui meurt, c'est comme une bibliothèque qui brûle.
Een stervende oude man is als een brandende bibliotheek.

oude man

naamwoord

Un vieillard qui meurt, c'est comme une bibliothèque qui brûle.
Een stervende oude man is als een brandende bibliotheek.

oude van dagen

De nombreux enfants et vieillards meurent déjà de faim.
Veel kinderen en ouden van dagen sterven al de hongersdood.

grijsaard

naamwoord

Sur le vieillard tu as rendu ton joug très pesant.
Op de grijsaard hebt gij uw juk zeer zwaar doen drukken.

Soortgelyke frases

Tête de Vieillard
Grijsaard

voorbeelde

e) Un vieillard (mulâtre), assis à une triste table de bar, le regard posé sur une bouteille vide.
e) Een oude man (een kleurling) zittend aan een treurig cafétafeltje, zijn blik gericht op een lege fles.

En tout cas, ça ne rend pas crédible son alibi du vieillard.
Dit maakt't verhaal over die ouwe man er niet geloofwaardiger op.

Au moment où il s’apprêtait à descendre l’escalier, son regard se posa sur le vieillard recroquevillé dans un coin.
Toen hij zich omdraaide en de trap af wilde, viel zijn blik op de oude man die nog steeds bevend in een hoek lag.

» répliqua sèchement le vieillard avant de poursuivre plus doucement. « Larne ne se trouve pas très loin d’ici.
Hij vervolgde echter iets vriendelijker: ‘Larn is hier niet zo ver vandaan.

En semaine, la place du fauteuil, et par conséquent du vieillard, était près du fourneau.
Door de week was de plaats van die stoel, en bijgevolg die van de oude man, in de keuken naast het fornuis.

Il ne semblait pas se rendre compte de ce qui s’était passé et s’accrocha au bras de Sanders comme un vieillard.
Hij scheen er geen idee van te hebben wat er was gebeurd en klemde zich aan Sanders arm vast als een oude man.

Personne en vue, hormis un vieillard qui se dirigeait vers la poste d’un pas arthritique.
Hij zag niemand op een bejaarde man na, door jicht geplaagd, die op weg was naar het winkeltje annex postkantoor.

Que leur avait donc dit ce vieillard, sur la Vieille Terre ?
Wat had de oude man op aarde ook alweer gezegd?

Peut-être était-ce la folie des propos que lui tenait ce vieillard.
Misschien waren het de krankzinnige woorden van de oude man.

Le vieillard attendait, lui aussi, dans le salon aux persiennes demi-closes.
De grijsaard wachtte ook, in de salon met de halfgesloten blinden.

Hap n’est qu’un chien, et Sybil, une simple vieillarde !
‘Hap is een hond, Sybil een oude vrouw!’

Condamnée à présenter ses respects à un vieillard qui aurait dû l'aimer comme un père.
Gedoemd om op'n oude man te wachten die haar als'n vader had moeten liefhebben.

Rien détonnant si le vieillard avait fait une confusion.
Geen wonder dat de bejaarde man in de war was geraakt.

Un vieillard lui adresse un salut militaire, et le fixe du regard.
Een oude man brengt een militaire groet, en staart.

Le vieillard était assis à sa table mais, sitôt m’eut-il vu qu’il se leva en bondissant, son épée à la main.
De oude man zat aan de tafel, maar zodra hij me zag sprong hij overeind en trok zijn zwaard.

Mais il était simplement assis près de la fenêtre, les yeux baissés vers sa soupe, à la manière des vieillards.
Maar hij zat bij het raam in zijn glas te kijken zoals oude mannen doen.

Oncle Kestrel était devenu un vieillard.
Oom Falko was nu echt een oude man geworden.

Il faut surtout éloigner les animaux infectés des enfants, des vieillards et des personnes dont la résistance a été affaiblie par la maladie.”
Men dient vooral voorzichtig te zijn met geïnfecteerde honden in de buurt van kinderen, bejaarden of personen die ten gevolge van andere ziekten een verminderd weerstandsvermogen hebben.”

Le vieillard, guidé par l’Unicorne, s’approcha en chancelant du feu devant lequel il s’accroupit.
Geleid door den Eenhoorn, waggelde de grijsaard langzaam naar het raadsvuur, bij hetwelk hij zich nederzette.

— Un vieillard chancelant et un jeune garçon ?
‘Een zwakke oude man en een jongen?’

Vieillard, sois un serpent
Oude man, ga heen en wees een slang

Ada prit exemple sur une jeune femme qui aidait l’un des vieillards à marcher.
Ada volgde het voorbeeld van een jonge vrouw die een van de oude mannen hielp met lopen.

D’un seul coup, il se sentit aussi faible qu’un vieillard.
Opeens voelde hij zich klein en zwak als een oude man.

— Chaque samedi matin, il part en voiture au moment où je sors Topsy, poursuit le vieillard.
‘Hij gaat op zaterdagochtend altijd met de auto weg als ik met Topsy buiten ben,’ ging de man verder.

Comme celle du vieillard de l’auberge.
Net als de verhalen van die oude man in de herberg.