cadeau de Noël oor Nederlands

cadeau de Noël

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

kerstcadeau

naamwoord

As-tu déjà acheté tes cadeaux de Noël ?
Heb je al kerstcadeautjes gekocht?

voorbeelde

C'est ton cadeau de Noël.
Dit is je kerstcadeautje.

Tu ne leur as même pas envoyé de cadeaux de Noël?
Heb je ze geen kerstcadeautjes gestuurd?

Non, c'est ton cadeau de Noël.
Nee,'t is je kerstcadeau.

On a tous eu notre cadeau de Noël, aujourd’hui, pas vrai ?
We hebben vandaag allemaal een kerstcadeau, nietwaar?

Je ne veux pas qu'on passe nos vies à rembourser mon premier cadeau de Noël.
Want ik wil niet de rest van ons leven... mijn eerste kerstcadeau moeten afbetalen.

Notre plus beau cadeau de Noël
Ons allerbeste kerstcadeau ooit

Au collège, pour rire, il avait interverti toutes les étiquettes des cadeaux de Noël.
In de onderbouw verwisselde hij voor de grap eens alle naamkaartjes op hun kerstcadeautjes.

Oui, je devais chercher ton cadeau de Noël.
Ja, ik was daar vast je kerstcadeau aan het kopen.

Un cadeau de Noël
Een kerstgeschenk

Ce serait notre cadeau de Noël.
Dit wordt voor ons een echt kerstcadeau.

Pourriez-vous me dire plus précisément à quel moment vous avez apporté le cadeau de Noël, monsieur Ivers ?
‘Kunt u nog iets preciezer zijn over het tijdstip waarop u het kerstcadeau overhandigde, meneer Ivers?’

Un cadeau de Noël.
Het is een Kerstcadeau.

C’était ton cadeau de Noël, lui dit Gary en silence.
Dat was je kerstcadeau, zei Gary in stilte tegen hem.

Même une fugueuse adolescente mérite un cadeau de Noël!
Zelf thuisloze wegelopen jongeren hebben een cadeautje nodig!

Je n’ai plus qu’à picorer quelques babioles pour mes cadeaux de Noël et le tour est joué.
Nog een paar prulletjes vinden voor mijn kerstcadeautjes en het is gepiept.

Mieux que les cadeaux de Noël 3-12
Iets beters dan kerstgeschenken 3-12

— Est-ce que j’ai le droit de te donner ton cadeau de Noël, alors ?
‘Mag ik je nu mijn kerstcadeautje geven?’

As-tu déjà acheté tes cadeaux de Noël ?
Heb je al kerstcadeautjes gekocht?

Elle t'a envoyé un cadeau de Noël !
Ze heeft je een kerstcadeautje gestuurd!’

C'est comme avec les cadeaux de Noël et les piñatas.
Dat heb ik ook altijd met cadeautjes.

Il a choisi un cadeau de Noël pour elle.
Hij koos een kerstcadeau voor haar uit.

Comme cadeau de Noël?
Een kerstmis cadeau?

— Peut-être que mon patron vous donnera un cadeau de Noël inattendu cette année, général.
‘Misschien heeft mijn baas dit jaar een aardig kerstcadeau voor u, generaal.’

On accorde nos cadeaux de Noël.
We coördineren de kerstcadeautjes.

Il avait peut-être oublié d’acheter ses cadeaux de Noël.
Misschien was hij vergeten zijn kerstinkopen te doen.’