faire le lit oor Nederlands

faire le lit

/fɛʁ lə li/ werkwoord

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

het bed opmaken

Lorsque tu fais le lit, n'oublie pas de regonfler les oreillers.
Als je het bed opmaakt, vergeet dan niet de kussens op te schudden.

voorbeelde

— John Fox est monté faire le lit
‘John Fox ging naar boven om het bed op te maken.’

Et vous pourriez demander à une bonne comment faire le lit.
Je zou een van de dienstmeisjes kunnen vragen voor het opmaken van het bed.

Ca ne vous dérangerait pas de laisser des serviettes et de faire le lit?
Wil je handdoeken geven... en het bed opmaken?

Faire le lit.
Het opmaken van het bed.

Après le dîner, tu pourrais faire le lit avec des draps propres?
Kan je na het avondeten het logeerbed opmaken?

Pour ce faire, le lit doit être entièrement ou partiellement escamoté ou relevé.
Hiervoor moet de huif geheel of gedeeltelijk worden weg- of opgeklapt.

Et faire le lit avant qu'elle descende.
Zorg dat uw bed is opgemaakt voordat ze naar beneden komt.

se demanda-t-elle tout en commençant à faire le lit.
vroeg ze zich af, terwijl ze het bed begon op te maken.

Une fois qu’il s’est levé, Flora a pu aérer la chambre et faire le lit.
Toen hij was opgestaan moest Flora de kamer luchten en zijn bed opmaken.

Elle veut faire le lit, elle ouvre un placard
Ze wil het bed opmaken, dus ze gaat naar de kast

Je vais aller faire le lit.
Ik ga je bed klaar maken.

Alors autant commencer par de petits détails : je vais dans ma chambre faire le lit.
Maar ik moet beginnen met de kleine dingen: ik ga naar de slaapkamer en verschoon het bed.

Le premier arrivé à la plage devait faire le lit de l’autre tous les jours pendant une semaine.
De laatste die op het strand aankwam, moest een week lang het bed van de ander opmaken.

Tu veux faire le lit la?
Wil je daar het bed maken?

— Alors, il faudra faire le lit
‘Dan moet het bed opgemaakt worden.’

L’infirmière secoue la tête et quitte les lieux dès qu’elle a fini de faire le lit
De verpleegster schudt haar hoofd en verdwijnt, zodra zij het bed opgemaakt heeft.

Harry avait déjà pesté, dans sa propre chambre d’hôtel, contre cette manière comique de faire le lit.
Harry had in zijn hotelkamer dit komische bedarrangement al vervloekt.

Quand elle revint dans la chambre, Anita était en train de faire le lit
Toen ze terugkwam in de slaapkamer was Anita bezig het bed op te maken.

Vous pouvez faire le lit maintenant.
U kunt het bed opmaken.

Allez chercher les draps, je vais vous aider à faire le lit.
'Haal het beddegoed nu maar, dan help ik je het bed op te maken.'

Sissi, tu peux faire le lit?
Sissi, kan jij het bed opmaken?

Arrête de faire le lit!
Niemand vraagt je om het bed op te maken!

— Je vais faire le lit de la chambre d'amis, dit Miles.
'Ik zal het logeerbed opmaken,' zei Miles.

Il les regarda faire le lit et tirer une chaise.
Hij zag hoe ze het bed opmaakten en er een stoel bij zetten.

Vous n'avez pas à faire le lit.
Het bed hoeft niet verschoond.