se poser la question oor Nederlands

se poser la question

voorbeelde

On peut se poser la question suivante : ces bénédictions éternelles ont-elles un intérêt pour nous ?
De vraag die gesteld kan worden is: zijn die eeuwige zegeningen voor ons van belang?

Et il se demanda aussi s’il était le seul, au Pentagone, à se poser la question
Hij vroeg zich vervolgens af of hij de enige in het Pentagon was die zich die vraag stelde.

Et c'est seulement lorsque l'explication est bonne qu'il faut se poser la question de savoir si c'est vérifiable.
Het is enkel wanneer een verklaring goed is dat het van belang is of ze verifieerbaar is.

Il va falloir se poser la question sans pour autant en venir à la gratuité absolue de tout.
Daar zullen wij over moeten nadenken zonder dat dat hoeft te betekenen dat alles volkomen gratis moet worden.

Il n’eut pas la force de se poser la question ; à présent, il devait juste proclamer son christianisme.
Veel zin om erover na te denken had het niet; nu moest hij zijn christen-zijn verdedigen.

Je continue : — On peut logiquement se poser la question de savoir ce qu’il a fait entre-temps
Ik vervolg: ‘Doet de vraag rijzen wat hij in de tussentijd heeft gedaan?’

On peut donc raisonnablement se poser la question suivante: l'emploi sera-t-il gagnant?
Men kan zich dus terecht afvragen of dit de werkgelegenheid eigenlijk wel ten goede zal komen.

Il semble se poser la question suivante : qu’advient-il d’êtres humains qui ont perdu tout espoir ?
Het lijkt alsof hij zich afvraagt: wat doen mensen als ze hun hoop verliezen?

Il semble parfaitement raisonnable de se poser la question.
Het lijkt heel redelijk om dat te vragen.

— Comme le disait Jamie, ils commencent sérieusement à se poser la question
‘Zoals Jamie al zei, beginnen ze zich echt achter de oren te krabben.’

Il a dit qu'on devait se poser la question.
Die vraag moesten we onszelf stellen.

Elle espéra qu’elle cesserait de se poser la question avant de se donner des cauchemars.
Ze hoopte dat ze het zich nooit meer zou afvragen, voor ze er nachtmerries van kreeg.

On peut bien entendu se poser la question de savoir pourquoi nous avons maintenant besoin de cet accord.
Maar men kan natuurlijk ook de vraag stellen: waarom hebben we juist deze overeenkomst nodig?

Il n’était pas le premier homme enfermé dans une cellule à se poser la question.
Hij zou niet de eerste zijn die zich dat in deze cel zat af te vragen.

Elle avait déjà parcouru la moitié du chemin et il était trop tard pour se poser la question.
Maar ze was al halverwege, dus het was nu te laat.

Car alors devrait se poser la question inéluctable de la raison pour laquelle elle profitait de sa faiblesse.
Dat zou de onvermijdelijke vraag weer oproepen waarom hij lachte.

— Tu as dit qu’il fallait toujours se poser la question, j’applique la consigne
'Je hebt gezegd dat je je die vraag altijd moet stellen, ik pas je raad toe.'

On peut se poser la question.
Begrijpelijke vraag.

Depuis des années, elle vivait sans se poser la question de savoir ce qui lui manquait ou pas.
Al jaren leefde ze zonder zich af te vragen of ze iemand miste.

Ce n’est pas qu’ils né veuillent pas se poser la question, mais ils lui font confiance.
Niet omdat ze niet zelf hun twijfels en bedenkingen hebben, maar omdat ze hem vertrouwen.

Il ne cessait de se poser la question depuis huit jours qu’ils avaient quitté le Val.
Hij had dezelfde vraag keer op keer gesteld in die week of meer sinds zij uit het Dal waren vertrokken.

Tout d' abord, on peut se poser la question du partenariat, notamment de la place donnée aux ONG.
Allereerst kunnen we vraagtekens plaatsen bij het partnerschap en in het bijzonder bij de rol van de NGO's.

Ils n’ont pas à se poser la question de leur couleur de peau.
Ze hoeven zich niet af te vragen of hun huidskleur er iets mee te maken heeft gehad.

Pas besoin de se poser la question mais tout de même : — Anne...!
De vraag is overbodig, maar hij stelt hem toch: ‘Anne...!

Tout cela menait à se poser la question : Anna, Adriana, Eva, Diana, Maja.
De doelwitten bleven allemaal zitten met dezelfde vraag: Anna, Adriana, Eva, Diana, Maja.