In casu rechtvaardigt de verwijzende rechter zijn ruime uitlegging, die inhoudt dat de bewijsprocedure deel uitmaakt van de procedure ten gronde die erop volgt in dezelfde lidstaat, in de eerste plaats aan de hand van de tekst van artikel 30 van verordening nr. 44/2001, waaruit blijkt dat een gerecht niet alleen kan worden aangezocht door middel van het „stuk dat het geding inleidt”, maar ook door middel van „een gelijkwaardig stuk”, dat volgens hem kan overeenstemmen met het stuk waarmee de rechter is aangezocht die de betrokken onderzoeksmaatregel in futurum heeft bevolen.
In the present case, to justify its suggested broad interpretation, under which the proceedings for the taking of evidence are incorporated into the subsequent main proceedings in the same Member State, the referring court relies, first, on the wording of Article 30 of Regulation No 44/2001, under which a court may be seised on the basis of not only ‘the document instituting the proceedings’, but also ‘an equivalent document’, which could, in its view, correspond to the document by which the court which ordered the measure of inquiry in futurum was seised.eurlex-diff-2018-06-20 eurlex-diff-2018-06-20