koosnamen oor Engels

koosnamen

naamwoord

Soortgelyke frases

koosnaampje
hypocorism · nickname

koosnaam
hypocorism · nickname · pet name · term of endearment

voorbeelde

Dat is een koosnaam.
It's a term of endearment.

Hij gebruikte zijn koosnaam voor me in de gang, waar iedereen het kon horen.
He gave me an endearment right in the middle of the hallway where everyone could hear.

Had Christian een koosnaam voor Alice?
Did Christian have a nickname for Alice?

Maar Tomorrow Morning is een koosnaam die hij voor zichzelf bedacht heeft toen hij nog heel klein was.
But Tomorrow Morning is a nickname he invented for himself, when he was just a little boy!

Het was mijn vaders koosnaam voor mij.
It was my father’s pet name for me.

Onnodig te zeggen dat ik geen koosnaam voor hem heb.
Needless to say I haven’t got a pet name for him.

Zijn bloed verhitte toen ze hem bij zijn koosnaam noemde.
His blood heated when she called him by his nickname.

Pucha, zo luidde de koosnaam van mijn moeder, zo werd ze door haar negen oudere broers en zussen genoemd.
‘Pucha’ was my mother’s nickname, the name given to her by her nine older brothers and sisters.

‘Goed verhaal, Yuri,’ zeg ik, de koosnaam van zijn vrouw overnemend.
“Good story, Yuri,” I say, copying his wife.

Hannah Marie – een koosnaam die een moeder zou gebruiken, stel ik me zo voor.
Hannah Marie—a phrase a mother would use, I imagine.

‘Ik herinner me dat mijn moeder Lillia heette, en mijn broer werd Peri genoemd, al was dat volgens mij een koosnaam.
“I remember my mother’s name was Lillia, and my brother was called Peri, but I think it was a pet name.

Eén ongeoorloofde koosnaam kon vast geen kwaad, maar dit was wel haar leven.
One unauthorized endearment was probably okay, but this was her life.

riep iemand - dat was een beledigende koosnaam onder de bandieten.
someone called—it was an insulting pet name among the bandits, meaning “small one.”

Ik noemde meisjes meestal schat, maar ik was een andere koosnaam gaan gebruiken voor Rose.
I usually called girls baby, but a different nickname emerged for Rose.

Ik zou grappen maken over zijn lach, of vertellen met wat voor koosnaam zijn toekomstige vrouw hem moest aanspreken.
I was going to make fun of his laugh or talk about the pet name he wanted his wife to call him.

In het Vietnamees is de koosnaam voor iemands levenspartner ‘mijn thuis’.
In Vietnamese, the nickname for a person’s life partner is “my home.”

De leerlingen in zijn belijdenisgroepje noemden hem ‘Jezus’ en Eden vond dat een passende koosnaam.
His confirmation students called him Jesus, which Eden thought was a very appropriate nickname.

Haar eigen moeder had ze Mutti genoemd, de Duitse koosnaam.
She’d called her own mother Mutti, the German endearment.

De implicatie van een koosnaam zou Ediths angsten in lichterlaaie zetten.
The implications of a nickname would be bound to set Edith’s fears alight.

Ze gebruikte de koosnaam die hij al had sinds hij had leren praten en zijn eigen naam nog niet goed kon zeggen.
She called him by the nickname that he’d had since he first learned to talk but couldn’t say his name properly.

Wat een aardige koosnaam, trouwens, Josselin.
What a charming love name that is, Josselin.

Rico hield op een verdachte manier vast aan die assimilerende of inpalmende koosnaam.
Rico, again rather suspiciously, repeated that assimilatory or bamboozling appellation.

Hij zegt mijn naam nog een keer – nu niet de koosnaam, en zachter: ‘Macy Lea?’
He says my name again – no nickname, this time, but quieter: “Macy Lea?”

Dat was mijn vaders koosnaam voor mij.
This was my dad’s name for me, and only me.

Jullie hebben allemaal een soort geheime koosnaam.
You guys all have like a secret pet name.