boulot oor Nederlands

boulot

/bu.lo/ naamwoord manlike

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

job

naamwoord vroulike

Elle pense qu'il y a des bons plans boulot la bas.
Ze denkt dat er daar een job te doen is, die de moeite waard is.

werk

naamwoord onsydig

Tom ne voulait pas faire leur sale boulot.
Tom wilde hun vuile werk niet doen.

baan

naamwoord manlike

het werk

Honnêtement, ce boulot n’est vraiment pas bien payé.
Eerlijk gezegd, het is echt geen goedbetaalde baan.

taak · beroep · klus · geploeter · zwoeg

Soortgelyke frases

métro, boulot, dodo
weeral 't zelfde liedje

voorbeelde

Ça risque de ressortir quand il cherchera du boulot.
Het kan een probleem worden wanneer hij op zoek gaat naar werk.

Elle avait peu d’amis, peu de revenus, pas de boulot ni de hobbies.
Ze had maar weinig vrienden, niet veel geld, geen baantjes of hobby’s.

Je rentre du boulot, je regarde la télé, je mange et je m'endors.
Ik kom thuis, kijk tv, eet wat en val in slaap.

Désolé de t'avoir fait perdre ton boulot.
Het spijt me dat je door mij je baan kwijt bent.

C'est votre boulot, merde!
Het is je klerebaan.

Comment tu m'as demandé de faire le sale boulot à ta place.
Hoe je mij hebt verleid, een ex-cliënt, om je vuile klusjes op te knappen.

Elle arrivait à l’heure, faisait bien son boulot et ne se disputait jamais avec le reste du personnel : une perle.
Ze kwam op tijd, deed haar werk goed, en bezorgde de rest van het personeel nooit problemen.

Et mon boulot au magasin de magie?
En m'n baan bij de winkel?

Donc vous interrogez ses voisins pour savoir qui avait fait le boulot?
Dus je rekruteerd de buren om te zien wie er werk liet uitvoeren?

Beau boulot.
Goed bezig.

Nous essayons tous juste de faire notre boulot ici.
We proberen gewoon ons werk te doen.

J' avais trois boulots, et il incombait à Dirk de s' occuper d' elle
En hij was een geweldige jongen

Non, non, je reste et je fais mon boulot
Nee, ik blijf, ik doe m' n plicht

Il faut être un peu particulier pour faire le boulot de Neville.
Je moet een bepaald type zijn om te doen wat Neville voor de kost deed.

C’est le boulot qui comporte le plus de risques.
Dat is de beroerdste en riskantste klus.

Mais elle n'a pas fini le boulot.
Maar ze heeft het niet afgemaakt.

Laissez-moi faire mon boulot.
Laat jij mij m'n job doen.

Bon boulot.
Goed werk.

— C’était une course contre la montre pour jongler entre le boulot, lui, et deux petites filles.
‘Elke dag was een race tegen de klok, met werk, Andrew en twee kleine kinderen.

Beau boulot.
Goed gedaan.

Il faisait son boulot, et c'est tout.
Onderofficier Dillon deed zijn werk, meer niet.

Peut-être que c'est mon boulot en tant que père d'être en accord avec ça.
Misschien is het mijn taak als zijn vader... om daar vrede mee te hebben.

- Hé, si ce boulot devient trop dur pour toi... - Oh, ta gueule, D.D. » Elle lui sourit.
‘Hé, als deze baan je te veel wordt...’ ‘Och, hou toch je mond, D.D.’

Tu faisais ton boulot.
Je deed je werk.

Vous avez déjà posé des questions au boulot?
Ik neem aan, dat je al hebt rondgevraagd op je werk?