je suis aveugle oor Nederlands

je suis aveugle

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

ik ben blind

Je suis aveugle, je ne vous avais pas vus.
Ik ben blind, dus ik zag het niet.

voorbeelde

Je suis aveugle, pas sourde.
Ik ben blind, niet doof.

Mais moi je suis aveuglé quand tu es au soleil !
Nee, maar ik word verblind als jij in de zon zit!

Je suis aveugle.
Ik ben blind.

Je suis aveugle d'un œil, et pas très bon de l'autre.
Ik ben blind aan één oog en niet zo goed aan het andere.

Je suis aveuglé par tant de beauté.
Ik ben verblind door zoveel schoonheid.

Je suis l'aveugle que vous avez aidé à Katase.
Ik ben de blinde man, die je in Katase hielp.

Bon sang, je suis aveugle.
Volgens mij ben ik blind.

Un silence se fit et il dit, Je suis aveugle, je ne te vois pas.
Het bleef even stil, toen zei hij, Ik ben blind, ik kan je niet zien.

C'est parce que je suis aveugle, n'est-ce pas?
Omdat ik blind ben, hè?

Parce que je suis aveugle.
Omdat ik blind ben.

Je suis aveugle!
Ik ben blind.

Mais c’est inutile : je suis aveugle quand il s’agit de deviner les intentions d’autrui.
Helaas, ik ben blind als het erom gaat de bedoelingen van anderen te zien.’

Pardon, mais ma tante est partie et je suis aveugle
Sorry, maar m' n tante is weg en ik ben blind

Malade ou... est-ce que je suis aveuglé par ce qui est devant moi?
Gek of ben ik gewoon blind voor wat er voor mijn neus gebeurd?

Pas besoin de faveurs car je suis aveugle.
Ik hoef geen voorkeursbehandeling omdat ik blind ben.

—Je voyais mais, maintenant, je suis aveugle, dit Kendall dans un rire.
‘Ik kon zien, maar nu ben ik blind,’ lacht Kendall.

Je suis aveugle, Al!
Ik blijf niet rondhangen

Tu es ma lumière et, sans toi, je suis aveugle.
Je bent het beste wat me ooit is overgekomen, het licht dat mijn duisternis verjaagt – zonder jou ben ik blind.

Est-ce que tu ne te montres pas généreuse simplement parce que je suis aveugle ?
Zeg je dat niet alleen uit vriendelijkheid omdat ik blind ben?""

Chacun d’eux pourrait se lamenter disant : « L’Évangile de Jésus-Christ a été rétabli, et pourtant je suis aveugle.
Hun jammerklacht zou heel goed kunnen zijn: ‘Het evangelie van Jezus Christus is hersteld, en toch ben ik blind.’

Tu m'entends, ou bien es-tu devenu sourd pendant que je suis aveugle ?
‘Hoor je me, of ben je soms doof geworden terwijl ik blind ben?’

Je suis aveugle.
Ik ben blind, ziet u?

Je suis aveugle, pas impotent !
'Ik ben blind, niet hulpeloos!

— Je suis aveugle, le supplia-t-elle.
'Ik ben blind,' had ze gesmeekt.