kleinkind oor Engels

kleinkind

naamwoord onsydig

het kind van iemands kind

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Engels

grandchild

naamwoord

child of someone’s child

Het kind van een kind is een kleinkind.
The child of a child is a grandchild.

grandson

naamwoord

Jullie zullen trots zijn wanneer jullie, jullie kleinkinderen vertellen dat jullie hier zijn geweest.
They will be proud to say its grandsons who had been here.

Soortgelyke frases

kleinkinderen
grandchildren · grandkids

voorbeelde

Hij is een wanhopige man met een stervend kleinkind.
He’s a desperate man with a dying grandkid.

Ze had haar eigen leven, haar eigen uitdagingen en hield van Freya zoals iedere grootmoeder van haar kleinkind hield.
She’d had her own life, her own challenges, and she loved Freya as any grandmother would.

‘Het eerste kleinkind is voor de Thornton-tak!’
‘First grandchild for the Thornton line!’

En ik ben bang dat ik te veel over mijn kleinkind praat.’
And I am afraid I am talking too much about my grandson.”

Pritchard liet twee kinderen en een kleinkind achter.
Pritchard is survived by two children and one grandchild.

Haar kleinkind zou nog een keer haar blauwe ogen kunnen krijgen.
Her grandchildren might even have her blue eyes again.

‘Wil je je verderfelijke ideeën niet opdringen aan je kleinkind?’
“Don’t force your poisonous ideas onto your grandchild.”

Sophie is als een eigen kleinkind voor me, en ik mis haar.’
Sophie, she's like my own, and I miss her.""

Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broer en zuster (of halfbroer en halfzuster), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwager en schoonzuster (PB L 253 van 11.10.1993, blz.
Persons shall be deemed to be members of the same family only if they stand in any of the following relationships to one another: (i) husband and wife, (ii) parent and child, (iii) brother and sister (whether by whole or half-blood), (iv) grandparent and grandchild, (v) uncle or aunt and nephew or niece, (vi) parent-in-law and son-in-law or daughter-in-law, (vii) brother-in-law and sister-in-law (OJ L 253, 11.10.1993, p.

Het gaat om uw kleinkind, Mutti.
This is your grandchild, Mutti.

Lucia Azevedo had haar enige kleinkind met open armen ontvangen.
Widowed Lucia Azevedo had welcomed her only grandchild with open arms.

Ze had dochters die van haar hielden en een kleinkind op komst, ze had vrienden en broers en zussen.
She had daughters who loved her and a grandchild on the way and friends and siblings.

Haar eerste kleinkind gaat studeren, dat is toch een bijzondere gelegenheid?’
Her first grandchild to go to university, it’s a special occasion.’

iii) geen van de volgende verwantschapsbetrekkingen tussen de partners bestaat: ouder en kind, grootouder en kleinkind, broer en zuster, tante of oom en neef of nicht, schoonzoon of schoondochter,
(iii) the partners are not related in any of the following ways: parent, child, grandparent, grandchild, brother, sister, aunt, uncle, nephew, niece, son-in-law, daughter-in-law,

Ons eerste kleinkind stond op het punt geboren te worden, en Kelly en haar vader waren altijd erg hecht geweest.’
Our first grandchild was about to be born, and Kelly and her father were especially close.”

Weet je wel hoeveel tijd ik heb moeten doorbrengen... met luisteren naar hun gebazel over hun ischias... of over welk kleinkind hen teleurstelt?
Do you have any idea how much time I had to put in listening to their insipid ramblings about their sciatica or which grandchild disappoints them the most?

Haar ouders konden het schandaal van een onecht kleinkind niet aan, en daarom werd ik ondergebracht in een weeshuis.’
Her parents couldn't face the scandal of having an illegitimate grandchild so they placed me with an orphanage.'

Tot haar ergernis gebeurde dat niet, maar beviel Sara van Teodora’s eerste kleinkind.
To her aggravation, he never did, and it was Sara who bore Teodora her first grandchild.

Uiteindelijk zal het je moeders eerste kleinkind zijn.
It’ll be your mama’s first grandchild, after all.

— grootouder en kleinkind,
— grandparent and grandchild,

Hij wilde dolgraag een kleinkind, en Gwen is echt een schat.
He wanted a grandchild desperately, and Gwen is such a dear.

Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters (PB L 253 van 11.10.1993, blz.
Persons shall be deemed to be members of the same family only if they stand in any of the following relationships to one another: (i) husband and wife; (ii) parent and child; (iii) brother and sister (whether by whole or half blood); (iv) grandparent and grandchild; (v) uncle or aunt and nephew or niece; (vi) parent-in-law and son-in-law or daughter-in-law; (vii) brother-in-law and sister-in-law (OJ L 253, 11.10.1993, p.

Ze had al haar hoop op haar dochter en het vooruitzicht op een kleinkind gevestigd, en nu had ze niets meer.
Christine had invested all her hopes in her daughter, and the prospect of a grandchild, but had been left with ashes.

En ik was het kleinkind van immigranten die met zekerheid wist dat ze haar leven te danken had aan dit fantastische land en zijn bescherming.
And I was the grandchild of immigrants who knew with certainty that she owed her life to this amazing country and its protection.

Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters.
Persons shall be deemed to be members of the same family only if they stand in any of the following relationships to one another: (i) husband and wife, (ii) parent and child, (iii) brother and sister (whether by whole or half-blood), (iv) grandparent and grandchild, (v) uncle or aunt and nephew or niece, (vi) parent-in-law and son-in-law or daughter-in-law, (vii) brother-in-law and sister-in-law.