wone bij oor Engels

wone bij

werkwoord

voorbeelde

Misschien kun je wel hier komen wonen, bij mij en Sabine?’
Maybe you can move in here with me and Sabine?”

Lidija Skoblikova won bij de vrouwen alle vier de schaatsonderdelen.
Lidia Skoblikova won all of the women's speed skating events.

‘We wonen bij elkaar, werken met elkaar... dit kan heel moeilijk worden.’
“We’re living together, working together...it can get messy.”

Ik woon bij mijn gemene ouwe oom die geen scrupules heeft.
Live here with this wicked old uncle who's got no scruples.

‘Ik mag het kabinet hebben als ik hier kom wonen, bij jou?’
“I can have the cabinet if I live here, with you?”

Ik woon bij jou. Dacht je dat ze mij wat vertelden?
Living under your roof, you think they'd confide in me?

Ik woon bij mijn oom Louis, ik ben naar hem vernoemd, en mijn tante.
I live with my uncle Louis, I am named for him, and my aunt.

Ook al ga je nu wonen bij de boze god... toch maak ik me zorgen.
You may be with the three eyed god, but I'm still worried for you.

We wonen bij...’ Fabia Bender onderbrak Joel.
“We live with—” Fabia Bender interrupted Joel.

Een Hollywood weermeisje die gaat wonen bij haar producer.
A Hollywood weather girl living with her producer.

Ze wonen bij elkaar, vervalsen hun papieren, nemen elkaars naam aan, werken zwart.
They live together, falsify their papers, trade names with each other, work illegally.

‘Maar ik wil echt op de boerderij wonen bij opa en oma Kauffman... en George en Alfalfa!’
“But I really want to live on the farm with Grandpa and Grandma Kauffman... and George and Alfalfa, too!”

Haar moeder en zij wonen bij de zus van de moeder en haar vader is woedend.
She and her mother are living with the mother’s sister, and her father is angry.

Twee wonen bij hun grootouders, eentje bij een oom met de juiste papieren.
Two live with grandparents, one with an uncle who had all the right paperwork.

Die arme Hayim en Judith wonen bij haar ouders in.
Poor Hayim and Judith are living with her parents.

Ik houd van je, maar ik woon bij haar.
I love you, Mom, but she's where I live.

Ik woon bij een grote rots.
I live by a giant rock.

Ik woon bij...
I live with...

Ik woon bij m'n oom.
I live with my uncle.

Maar ik woon bij m'n zussen en studeer nog.
And of course, I'm still living with my two sisters, and still going to college, you know.

Een plaats... waar je samen kunt wonen bij iemand met wie je kunt praten, lachen, dingen mee...
A place means, being with someone with whom you can talk and laugh.

‘Ik... eh... woon bij mijn ouders.’
“I’m...uh...living at my parents’ place.”

We wonen bij haar vader.
We live with her father.

Mijn vader kwam hiervandaan, dus we hadden hier familie wonen bij wie we op bezoek gingen.’
Your father was from around here, and we had relatives here that we came to visit.”

Nu gaat hij in San Francisco wonen bij onze klant.
And now he's going to live in San Francisco with our client.