91 Ainsi, la Cour a jugé qu’un État membre ne peut pas refuser de reconnaître, sur son territoire, le droit de conduire résultant d’un permis de conduire délivré dans un autre État membre et, partant, la validité de ce permis tant que le titulaire de celui-ci ne s’est pas soumis aux conditions requises dans ce premier État membre pour la délivrance d’un nouveau permis à la suite du retrait d’un permis qui y a été obtenu antérieurement, en ce compris l’examen d’aptitude à la conduite attestant que les motifs ayant justifié ledit retrait n’existent plus (voir arrêts précités Wiedemann et Funk, point 64, et Zerche e.a., point 61, ainsi que ordonnances précitées Halbritter, point 32, et Kremer, point 38).
91 Zo heeft het Hof geoordeeld dat een lidstaat niet kan weigeren om op zijn grondgebied de rijbevoegdheid te erkennen die voortvloeit uit een in een andere lidstaat afgegeven rijbewijs en derhalve ook de geldigheid van dat rijbewijs, zolang de houder ervan niet voldoet aan de in deze eerste lidstaat gestelde eisen voor de afgifte van een nieuw rijbewijs na de intrekking van een eerder aldaar verkregen rijbewijs, waaronder een onderzoek van zijn rijgeschiktheid, waaruit blijkt dat de redenen voor de intrekking niet langer bestaan (zie reeds aangehaalde arresten Wiedemann en Funk, punt 64, en Zerche e.a., punt 61, en reeds aangehaalde beschikkingen Halbritter, punt 32, en Kremer, punt 38).EurLex-2 EurLex-2