afkeer oor Engels

afkeer

naamwoord manlike

een sterke behoefte om tegen iets te keren

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Engels

aversion

naamwoord

fixed dislike

Ik zei dat je een afkeer van orde leek te hebben.
I believe I observed you have an aversion to orderliness.

antipathy

naamwoord

contrariety or opposition in feeling

Ondanks de afkeer van Carmen bleven de zendelingen het gezin bezoeken.
Despite Carmen’s initial antipathy, the missionaries continued to visit the family.

dislike

naamwoord

Een gevoel van aversie of antipathie.

A feeling of aversion or antipathy.

Hij was erg gevoelig voor mijn afkeer ervan.
He was very sensible of my dislike of it.

disgust · abhorrence · loathing · nausea · repulsion · repugnance · revulsion · distaste · phobia · hatred · hate · reluctance · disinclination · hesitation · detestation · indisposition · abomination · hesitancy · apprehension

Soortgelyke frases

afkeer inboezemend
antipathetic · averse · nasty · repugnant · uncongenial · unlikeable

afkeer hebben
abhor · detest · loathe

vol afkeer
disgusted

afkeren
alienate · avert · deflect · divert · sidetrack · to turn away · turn away · turnaway · ward off · wry

een afkeer hebben van
dislike

afkeer inboezemen
nauseate · sicken

voorbeelde

In deze fase is het nodig afkeer te verspreiden.
At this phase it is necessary to generate disgust.

Je mag je nog afkeren van Lucifer en hem afzweren.’
You may still turn away from Lucifer and renounce his works.”

Zijn levenslange afkeer daarvan was het afgelopen jaar alleen maar sterker geworden.
A lifelong healthy dislike had become infinitely more intense over the past year.

Ik ben niet echt onbeleefd of lui of afkerig van lichamelijke inspanning.'
I’m not really ill-mannered or lazy or averse to physical exertion.’

Hoewel hij zich nooit had afgevraagd waarom dat zo was, had Thomas een afkeer van de afdeling Psychiatrie.
Although he’d never stopped to wonder why, Thomas did not like to be on the psychiatry floor.

Hij had een afkeer van zichzelf omdat hij zich trots gevoeld had toen hij ze voor het eerst hoorde.
He despised himself for the pride he had felt when he first heard them.

Ze had zo’n afkeer van haar eigen geschreeuw dat ze de relatie met Tom verbrak.
She detested the sound of her shrieking so much that she broke up with Tom.

Jezus bedoelde dus niet dat zijn volgelingen vijandigheid of afkeer tegenover hun familie en zichzelf moesten voelen, want dat klopt niet met de rest van de Bijbel.
Therefore, Jesus did not mean that his followers were to feel hostility or loathing toward their families and toward themselves, as this would contradict the rest of the Scriptures.

Je moet je van hen afkeren en naar het licht lopen.
You must turn from them and walk towards the light.

Faroeks lafheid bij de aanval op de Sjemesj-kibboets had de doorslag gegeven aan Ibrahims afkeer van zijn broer.
Farouk’s cowardice in the attack on Shemesh Kibbutz put a capstone on Ibrahim’s loathing.

Die hadden overal een geneesmiddel voor, ook voor de afkeer van mannen.
They had a remedy for everything, even finding men repugnant.

Ze hadden allebei een afkeer van radicale politiek en gruwden van politieke broodschrijvers.
They both disliked partisan politics and despised political hacks.

Diane Krychs boosheid over Davids voortijdige dood uitte zich zelfs in een afkeer van dieren.
Diane Krych’s anger over David’s premature death even expressed itself in resentment at animals.

Omdat Satan snoefde dat hij alle schepselen van God zou kunnen afkeren.
Because Satan boasted he could turn all creatures away from God.

Kan hij zijn afkeer van het radicaal-feminisme voldoende van zich afzetten om me behoorlijk te beschermen?’
“Can he suspend his distaste for radical feminism enough to protect me properly?”

Zijn er dingen die onmiddellijk afkeer bij je oproepen?
Are there things you are immediately repulsed by?

( Geluiden van afkeer uit het publiek ).
Audience: Yuck!

Hij koesterde nog steeds een diepe afkeer van het Boerenregime, in het bijzonder van Kruger en Leyds.
He still harboured a grudge against the Boer regime and against Kruger and Leyds in particular.

Hij had verwacht woede te zien, afkeer zelfs, bij zijn onthulling.
He'd expected to see anger, disgust even, at his revelation.

Dit is geen uiting van afkeer ten opzichte van wie dan ook, maar komt veeleer tegemoet aan de wens anderen te helpen die zich in een situatie bevinden die steun rechtvaardigt.
This is not to be interpreted as a lack of appreciation of such enterprises: we are simply acting consistently with the desire to support other enterprises which are in situations which justify aid.

Hij spreekt de woorden met afkeer uit.
He speaks the words with distaste.

Nevinson zag met afkeer dat er gele vlekken in de pyjamabroek van zijn vriend zaten.
Nevinson was disgusted to see how stained and yellowed were the bottoms of his friend’s pyjamas.

Zij had geen voorkeur voor haar en ook geen afkeer van haar of van haar herinneringen.
She neither liked nor disliked her or her memory.

Het was traag gegaan: haat was veranderd in afkeer, en afkeer in bewondering.
It was a slow burn, hatred turning to dislike, and dislike turning to admiration.

„Deze heren hebben een grote afkeer voor alles wat autoriteit is.”
These gentlemen have a great dislike for authority of any sort.’