doen schrikken oor Frans

doen schrikken

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Frans

effrayer

werkwoord

Het spijt me, juffrouw, ik wilde u niet zo doen schrikken.
Désolé, mademoiselle, je ne voulais pas vous effrayer.

voorbeelde

Dat was waarschijnlijk datgene wat haar die keer het meest had doen schrikken.
C’était probablement ça qui l’avait le plus effrayée cette fois-là.

Ik wou u niet doen schrikken.
Je ne voulais pas vous faire peur.

Je hebt mijn kleine zusters erg doen schrikken.’
Tu as passablement effrayé mes petites sœurs.

Wat ze zegt zal u mogelijk doen schrikken.
Ce qu’elle dira vous alarmera peut-être.

Ze zullen misschien niet doden, maar ze zullen ze in ieder geval doen schrikken.
S'ils ne peuvent plus sortir, ils vont devenir dingues.

Het spijt me, juffrouw, ik wilde u niet zo doen schrikken.
Désolé, mademoiselle, je ne voulais pas vous effrayer.

Het geluid van zijn eigen stem heeft hem doen schrikken.
Le son de sa propre voix lui a fait peur.

We hebben haar goed doen schrikken.
Nous lui avons bien fait peur

Hebben we haar doen schrikken?
Lui avons-nous fait peur?

informeerde Merlijn bezorgd, alsof Meurigs paniekerige uitroep hem wakker had doen schrikken.
» demanda Merlin d’un air inquiet, comme si les mots angoissés de Meurig l’avaient arraché à sa rêverie.

Probeer hem niet te doen schrikken, alsjeblieft.
Essayez de ne pas l'affoler, s'il vous plaît.

‘Doe niets dat haar kan doen schrikken.’
Ne faites rien qui puisse l’alarmer.

Destijds had het hem doen schrikken, want in het lachje van het meisje had iets boosaardigs gezeten.
À l’époque, il avait été très surpris, parce que le sourire de cette enfant avait quelque chose de démoniaque.

Excuseer mij, ik wou je niet doen schrikken
Pardon, je voulais pas vous effrayer

Ik wou u niet doen schrikken
Je ne voulais pas vous effrayer

Des nachts hoorden ze gehamer en ze geloofden dat de trol hen wilde doen schrikken.
Dans la nuit, ils entendirent un martèlement et crurent que le troll voulait les effrayer.

Ik wou je niet doen schrikken.
Je voulais pas vous faire peur.

Ik beloof dat ik er niets over zeg, behalve dan dat het jullie moet doen schrikken.
Je promets de ne pas en dire plus; ceci pourrait bien vous faire peur.

Ik wou u niet doen schrikken
Je ne voulais pas vous faire sursauter

Ik wilde niet praten en hen doen schrikken van mijn eigen Britse stemgeluid.
Je ne voulais pas parler, les effrayer avec ma voix britannique.

Hij zei: ‘Het spijt me dat ik je heb doen schrikken, maar ik verwachtte geen bezoek.’
— Je suis désolé de vous avoir fait peur, reprit Reacher, mais je n’attendais pas de visite

Ik heb zelfs mezelf doen schrikken.
Je me suis fait peur à moi même, je crois.

We gaan haar doen schrikken.
On va la faire flipper!

Ik wil je niet doen schrikken.
Je veux pas te scandaliser.

Ik weet dat het niet je bedoeling was de baby te doen schrikken.
Je sais que vous ne vouliez pas effrayer le bébé.