Voor de onervarene is een blaaspijp een lange, onhandige buis, maar voor de meester-glasblazer is ze de onafscheidelijke partner van een kunstenaar en zijn vak.
Grootte, vorm en dikte hangen van de lucht af die in het glas wordt geblazen, de hoek waarin de blaaspijp wordt gehouden en de snelheid waarmee men het glas laat afkoelen.
We zien hoe een handwerksman bezig is met een klomp gesmolten glas. Al blazend slingert hij ermee tot die verandert in een langwerpige bel aan het eind van zijn blaaspijp.
Door de blaaspijp te zwaaien, wordt de druppel gesmolten glas langwerpig gemaakt; door de pijp heel snel in het rond te draaien, krijgt het glas een platte vorm.
Verschillende werkers dragen hun bekwaamheid in het vormen van het glas bij, waarbij zij de blaaspijp onafgebroken draaien om te voorkomen dat de zachte vorm uitzakt.
Om het koper uit het erts te halen, werd de temperatuur van een houtskoolvuur met blaaspijpen en blaasbalgen in acht tot tien uur opgevoerd tot wel 1200 graden.