unfearing oor Nederlands

unfearing

adjektief

Without fearing.

Vertalings in die woordeboek Engels - Nederlands

besluitvaardig

Not being daunted or intimidated.

Niet bang te maken of te intimideren.

dapper

adjektief

Not being daunted or intimidated.

Niet bang te maken of te intimideren.

ferm

Not being daunted or intimidated.

Niet bang te maken of te intimideren.

gedecideerd · heldhaftig · koelbloedig · koen · kordaat · kranig · manmoedig · onbeducht · onbevreesd · onversaagd · onverschrokken · onverstoorbaar · onvervaard · resoluut · stoutmoedig · vermetel · beslist

voorbeelde

One she never feared consciously, because it was unfearable.
Een die ze niet bewust vreesde omdat hij onvreesbaar was.

I liked his unfearing look and kept him on.
Ik mocht z'n onbevangen uiterlijk wel en hield hem aan boord.

AUA claimed equal treatment with Ryanair and based its alleged right to equal conditions with Ryanair on several arguments: KLU's obligation to contract and its duty for equal treatment; KLU's abuse of a dominant position and the protection against unfear competition.
AUA eiste op gelijke voet met Ryanair te worden behandeld en voerde daartoe de volgende argumenten aan: contractdwang en de voor KLU geldende verplichting van gelijke behandeling; misbruik van een dominante marktpositie door KLU en bescherming tegen oneerlijke concurrentie.

And Lepold’s thoughts as he left were sombre and not unfearful.
Lepold's gedachten waren somber en niet gespeend van vrees.

It is immune to criticism, it is unfearful of any challenge, and it feels beneath no one.
Die is immuun voor kritiek en voor geen enkele uitdaging bang, en die voelt zich niemands mindere.

Unconfessed, but unfearful of judgment, his spirit crept away.
Zonder te biechten, maar onbevreesd voor het oordeel vloeide zijn geest weg.

Maybe their fate is unknown and unfeared.
Misschien zijn ze onkundig van hun lot en zonder angst.