faire la cour oor Nederlands

faire la cour

Verb, werkwoord

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

het hof maken

La pauvre fille ne peut comprendre pourquoi personne ici ne lui fait la cour.
Dat arme kind begrijpt maar niet waarom niemand haar het hof maakt.

flirten

werkwoord

C'est pas le moment de faire la cour!
Dit is niet het moment om te zitten flirten.

scharrelen

werkwoord

vrijen

werkwoord

koketteren

werkwoord

voorbeelde

C’est très beau, de se faire la cour.
Het is mooi om elkaar het hof te maken.

Je veux vous faire la cour quand bien même je devrais planter une tente devant la boutique d’Axelle.
Ik ben van plan je te achtervolgen, ook al moet ik er een tent voor opzetten buiten de winkel van Axelle.

Un état du nord de l'Inde a été jusqu'à associer les toilettes à faire la cour.
Een staat in Noord-India is zo ver gegaan toiletten te koppelen aan hofmakerij.

C’est ça, votre manière de faire la cour !
Is dat jullie manier van hofmakerij!

De son côté, Rafe avait besoin d’une épouse, à laquelle il n’aurait pas à faire la cour.
En hij had een vrouw nodig die hij niet het hof hoefde te maken.

9 Et il se mit à faire la cour+.
9 Vervolgens maakte hij het voorhof.

Elle serait vous faire la cour lors d'un déjeuner gastronomique de fantaisie.
Als ze echt zo'n goede manager was... zou ze je nu paaien met een dure, chique lunch.

Nous avons de nouvelles règles et de nouveaux tabous pour faire la cour.
We zien nu nieuwe regels en taboes over hoe je iemand het hof maakt.

C' est ta façon de me faire la cour mais je n' ai pas besoin de tout ça
Je wilt zo je liefde tonen, maar dat hoeft niet

Déjà, plus personne n'utilise la phrase " faire la cour à une dame. "
Niemand zegt meer'een mooie vrouw bemind'.

Dan ne laisse pas les hommes me faire la cour.
Mannen mogen me niet het hof maken.

Si tu veux, moi je peux bien te faire la cour.
Zodat hij het ziet, en dat je zo wraakt kunt nemen?

Il avait commencé à lui faire la cour des années plus tôt, après le départ de Max.
Hij begon haar jaren geleden nadat Max was vertrokken achterna te zitten.

Penses-tu qu'on en serait là à faire la cour aux primates?
Denk je dat we dan gedwongen waren om met bruine apen te paren?

Faire la cour à qui?
Wie dan?

Dundee, qui était allé faire la cour aux clients, revint en hâte partager leur plaisanterie.
Dundee, die de klanten in de winkel had vermaakt, kwam aanrennen om deel te nemen aan de opwinding.

Après la mort de ma mère, lorsque Heyward Starkwether commença à me faire la cour, Papa devint jaloux.
Na de dood van mijn moeder, toen Heyward Starkwether me het hof begon te maken, werd mijn vader jaloers.

Je venais lui faire la cour ici
Ik kwam hier al toen ik nog achter haar aan zat

— Je ne vois pas qui pourrait me faire la cour, répondit Rose.
‘Ik zou niet weten wie mij het hof zou moeten maken,’ antwoordde Rose.

— Est-ce la raison pour laquelle vous vous refusez à me faire la cour ?
‘Is dat waarom u weigert me het hof te maken?’

Comme si ses flirts avaient quelque chose à voir avec faire la cour.
Alsof zijn geflirt iets te maken had met hofmakerij.

Werner se retirait, décidé à faire la cour à Elvire Manescù.
De heer Werner trok zich terug, vastbesloten om Elvire Manescù het hof te gaan maken.

— Je ne suis sûrement pas le seul à essayer de lui faire la cour
‘Ik ben vast niet de enige die haar het hof tracht te maken.’

Permettez-moi de lui faire la cour.
alsjeblieft geeft u ons uw toestemming.

Elles doivent faire la cour pour trouver leur partenaire.
Ze vertonen paringsrituelen.