die zijn uitgerust met seriematig vervaardigde gloeilampen van 6,75 V, 13,5 V of 28,0 V, dient de waarde van de voortgebrachte lichtsterkte te liggen tussen de maximum- en de minimumgrens van dit reglement, vermeerderd met de toegestane afwijking van de lichtstroom voor het gekozen type gloeilamp als bedoeld in Reglement nr. 37 betreffende seriematig vervaardigde gloeilampen; anderzijds mag ook beurtelings in iedere fitting een seriematig vervaardigde gloeilamp worden gebruikt die met de referentielichtstroom brandt waarna de afzonderlijke metingen voor iedere fitting worden samengeteld.
lorsqu'il s'agit de lampes à incandescence de grande série fonctionnant sous un voltage de 13,5 V ou de 28 V, les valeurs d'intensité lumineuse produites doivent se situer entre la valeur maximale et la valeur minimale indiquées dans le présent règlement, augmentées conformément à l'écart admissible du flux lumineux autorisé pour le type de lampe à incandescence choisi, comme il est stipulé dans le règlement n° 37 concernant les lampes à incandescence de série. On peut aussi utiliser successivement dans chacune des diverses positions une lampe à incandescence-étalon, fonctionnant à son flux lumineux de référence, les différentes mesures relevées dans chaque position étant alors additionnées.EurLex-2 EurLex-2