genezeres oor Frans

genezeres

naamwoord vroulike

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Frans

guérisseur

naamwoord manlike

Ik begrijp dat u door een genezeres bent bezocht.
J'ai cru comprendre que vous aviez eu la visite d'une guérisseuse.

guérisseuse

naamwoord vroulike

Ik begrijp dat u door een genezeres bent bezocht.
J'ai cru comprendre que vous aviez eu la visite d'une guérisseuse.

voorbeelde

Marti Sodergren, de genezeres, zat op een vensterbank.
* * * Marti Sodergren, la guérisseuse, était assise dans l’encoignure de la fenêtre.

Ik ben genezeres; ik was het toen, en ik ben het nog steeds.
Je suis une guérisseuse : je l’étais à l’époque, je le suis aujourd’hui.

'De oude vroedvrouw Kila was onze laatste genezeres.
— Kila, la vieille sage-femme, était notre dernière guérisseuse.

Welke wending van het lot bracht u naar de genezeres?
Quel tour du destin vous a mené chez la guérisseuse?

Hamish keek van zijn vader naar de genezeres, zich afvragend wat de oorzaak van deze plotselinge woedeuitbarsting was.
Hamish considérait tour à tour son père et la guérisseuse, abasourdi par ce soudain déferlement de violence.

Misschien hadden de Martha’s in Brugge gelijk en ben ik inderdaad te oud om nog genezeres te kunnen zijn.
Les Martha de Bruges avaient peut-être raison après tout ; peut-être suis-je trop vieille désormais pour exercer.

Ze was de beroemdste genezeres in het land en de mensen van een dozijn stammen kwamen naar haar toe.
Elle était la plus célèbre guérisseuse du pays et des gens d’une douzaine de tribus venaient la voir.

Ebeise’s lotgenoot, Eleke, de genezeres van het dorp, is de ochtend na de brand getroffen door een mysterieuze ziekte.
La seconde, Eleke, la guérisseuse du village, a été frappée par un mal mystérieux le lendemain de l’incendie.

'Kom binnen, genezeres, we zijn blij dat je tijd kunt vinden om met ons te delen.
— Entre, guérisseuse, nous sommes contents que tu puisses partager un moment avec nous.

Ik geloof toch dat je zo snel mogelijk naar de genezeres moet gaan.'
Mais je crois que tu devrais aller voir la guérisseuse dès que possible

Kerlew had er ongetwijfeld genoeg van 'de zoon van de genezeres' te zijn.
Sans aucun doute, Kerleu était las d’être « le fils de la guérisseuse ».

Bij het horen van zijn naam, riep de jongen: 'Genezeres, mag ik in de tuin wandelen?'
En entendant son nom, l’enfant réagit vivement : — Dame guérisseuse, me permettez-vous de retourner dans les jardins ?

'Ja, maar Meg zei iets anders en zij is de genezeres.'
— Certes, mais Meg en a décidé autrement, et c’est elle, la guérisseuse

Wanneer u uw genezeres weer ziet, wilt u haar dan bedanken voor haar vriendelijkheid?
Quand vous verrez à nouveau votre guérisseuse, pourriez-vous lui faire part de ma gratitude pour sa bonté?

We zullen nooit meer zo'n genezeres vinden als jij.
Nous ne trouverons jamais un guérisseur tel que vous.

‘Ik heb uit betrouwbare bron vernomen dat jij van plan was weg te lopen met deze genezeres.
Je sais de source sûre que tu comptais t’enfuir avec cette guérisseuse.

Genezeres!
Guérisseuse!

Ze was genezeres, maar sommige wonden kon niemand helen.
Elle était guérisseuse, mais il existait des blessures que nul ne pouvait guérir.

Ze is een genezeres, geen heks.
C'est une guérisseuse, pas une sorcière.

Ash zegt dat er een voddenros buiten staat dat ons een lift naar de genezeres wil geven.’
Ash dit qu’il y a un poulain dehors qui pourrait nous conduire jusqu’à la guérisseuse.

Mensen verwelkomen genezeres, veel werk voor genezeres.
Les gens accueillir guérisseuse, beaucoup de travail pour elle.

Een genezeres.
Ah... un guérisseur.

“Ewan vertelt me dat jij de genezeres bent die mijn nicht heeft bijgestaan bij haar zwangerschap en bevalling.”
— Ewan m'a dit que vous étiez la guérisseuse qui avait présidé à l'accouchement de ma nièce ?

Ze was de beste traditionele genezeres.
C'était une guérisseuse hors pair.

Zijn grootmoeder was genezeres en ze heeft de arm bij de elleboog geamputeerd omdat die zijn lichaam vergiftigde.
Sa grand-mère, qui était guérisseuse, avait d ̊ couper le bras blessé parce qu'il empoisonnait le reste du corps.