meia-irmã oor Nederlands

meia-irmã

naamwoord vroulike

Vertalings in die woordeboek Portugees - Nederlands

halfzus

naamwoord vroulike

vrouwelijk familielid met wie men één ouder gemeen heeft

Sim, e o meio irmão e uma das meia irmãs estão coletando sangue hoje.
Ja, en haar halfbroer en een van haar halfzussen laten vandaag hun bloed trekken.

halfzuster

naamwoord vroulike

Maria é minha meia-irmã.
Maria is mijn halfzuster.

Soortgelyke frases

meio-irmão
halfbroeder · halfbroer · stiefbroer

meio irmão
halfbroeder · halfbroer

voorbeelde

Ela é sua meia-irmã malvada.
Ze is je slechte stiefzus.

Minha meia-irmã, sim.
Mijn halfzus.

Nos feriados de Natal, ele estava a fim de Blair, embora ela fosse meia-irmã dele.
In de kerstvakantie was hij smoorverliefd op Blair geworden, al was ze dan zijn stiefzusje.

Pode fazer isso só por sua imagem, mas ela é sua meia-irmã.
Je bent hier alleen om je imago op te poetsen, maar zij is je halfzus.

“Uma noite, de súbito anunciou que tinha tomado ácido com uma de minhas meias-irmãs.
‘Op een avond onthulde hij opeens dat hij samen met een van mijn stiefzussen lsd had gebruikt.

Ele esteve em várias instituições com a sua meia-irmã, Zoe.
Hij zat in meerdere instellingen met uw halfzus Zoe.

Minha meia-irmã.
Ze is mijn half-zus.

Depois de algumas décadas, serão irmãs, mães, avós, meias-irmãs, primas, e assim por diante.
Na enkele tientallen jaren zijn er zusters, moeders, grootmoeders, halfzusters, nichten, enzovoort.

Thomas tem uma meia-irmã.
Tom heeft een halfzus.

Falar-lhe-ia dos meios-irmãos e das meias-irmãs.
Hij zou haar over haar broers en zussen vertellen.

" Meia " irmã.
" Half " zuster.

Minha meia-irmã, de uns cinco anos, encontrou-me no chão, onde eu jazia por várias horas.
Mijn halfzusje van ongeveer vijf jaar vond mij op de vloer, waar ik al een paar uur gelegen had.

Pensei que tinhas dito que nunca falaste com a tua meia-irmã.
Ik dacht dat jij nooit sprak met je halfzus.

Falei com a minha irmã e com a minha meia-irmã.
Ik heb m'n zus en halfzus gesproken.

Não vou numa reunião discutir minha obsessão com a meia irmã da namorada do meu melhor amigo.
Ik ga niet naar bijeenkomsten om te praten over mijn obsessie voor, de halfzus van de vriendin van mijn beste vriend.

– Falando em parentes, encontrei minha meia-irmã no sábado.
‘Over familie gesproken, ik zag afgelopen zaterdag mijn halfzus.

E... as ligações que sempre faço são para minha meia-irmã.
De telefoontjes die ik maak, zijn naar mijn halfzusje.

Meios-irmãos e meias-irmãs, para ser mais técnica.
Halfbroers en halfzussen, om precies te zijn.

Ela é minha meia- irmã
Ze is m' n halfzus

Khadija era sua meia-irmã mais velha, filha da primeira esposa de seu pai.
Khadidja was haar oudere halfzus, de dochter van de eerste vrouw van haar vader.

Mamãe tinha uma meia-irmã chamada Gwenda, que morava em Ipswich.
Mijn moeder had een halfzus die Gwenda heette en in Ipswich woonde.

Meia-irmã.
Halfzus.

Pai de Amasa, por meio da irmã ou meia-irmã de Davi, Abigail.
Vader van Amasa, die Abigaïl, Davids zuster of halfzuster, hem baarde (2Sa 17:25).

Aaron não gostava de falar de sua nova meia-irmã porque queria guardá-la para si mesmo.
Aaron praatte alleen niet graag over zijn nieuwe stiefzusje; hij hield haar liever voor zichzelf.

Minha meia-irmã.
Mijn stiefzus.