avoir peur oor Nederlands

avoir peur

/a.vwaʁ pœʁ/ Verb, werkwoord

Éprouver une émotion d'angoisse incontrôlable à propos de quelque chose causant une réaction de peur ou une impression d'effroi.

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

vrezen

werkwoord

Éprouver une émotion d'angoisse incontrôlable à propos de quelque chose causant une réaction de peur ou une impression d'effroi.

Bang voor iets zijn; een niet te beheersen emotie van bezorgdheid over iets hebben die een schrikreactie of een angstaanjagende indruk veroorzaakt.

Les jeunes ont peur de devenir des victimes et sont plus facilement embauchés.
Jongeren vrezen dat zij daar de dupe van worden en eerder op straat komen te staan.

bang zijn

werkwoord

Éprouver une émotion d'angoisse incontrôlable à propos de quelque chose causant une réaction de peur ou une impression d'effroi.

Bang voor iets zijn; een niet te beheersen emotie van bezorgdheid over iets hebben die een schrikreactie of een angstaanjagende indruk veroorzaakt.

Tom reconnut qu'il avait peur.
Tom gaf toe dat hij bang was.

duchten

Éprouver une émotion d'angoisse incontrôlable à propos de quelque chose causant une réaction de peur ou une impression d'effroi.

Bang voor iets zijn; een niet te beheersen emotie van bezorgdheid over iets hebben die een schrikreactie of een angstaanjagende indruk veroorzaakt.

bang zijn voor · schromen · terugschrikken voor · angst · schrik hebben · angst hebben · angstig zijn · schrik hebben van

Soortgelyke frases

Qui a peur de Virginia Woolf ?
Who’s Afraid of Virginia Woolf?

avoir peur de
bang zijn · bang zijn voor · vrezen

voorbeelde

Tu n'as pas à avoir peur.
Je hoeft niet bang te zijn.

Parce que je pense que Zarco avait un bon motif d’avoir peur de vous.
‘Ik ben blij dat te horen, omdat ik denk dat Zarco een goede reden had om bang voor jou te zijn.

Je devrais avoir peur?
Moet ik bang zijn?

— Pourquoi devrais-je avoir peur de vous ?
‘Waarom zou ik bang voor je zijn?’

— Mais ce que nous pouvons dire, ajouta Wyller, c'est que vous n'avez aucune raison d'avoir peur.
‘Maar wat we wél kunnen zeggen,’ zei Wyller, ‘is dat er voor jullie geen reden is om bang te zijn.

Dès lors, comment celui-ci aurait- il pu avoir peur de Pharaon ?
Geen wonder dat Mozes niet door Farao werd geïntimideerd!

Je n’ai pas vécu dans les bois pour avoir peur d’un hibou
Ik heb zó lang in de bossen gewoond, dat ik niet bang ben voor een uil!""

C’est pourquoi je sais pas si je dois avoir peur de lui ou non.
Daarom weet ik niet of ik bang voor hem moet zijn.

L’autre ne savait s’il devait sourire ou avoir peur.
De ander wist niet of hij moest glimlachen of bang moest zijn.

C'était à lui d'avoir peur, maintenant.
Nu was het zijn beurt om doodsbang te zijn.

Tu ne dois donc pas avoir peur, mon amie.
Dus wees niet bang, lieve vriendin.

Elle n’a plus de raison d’avoir peur.
Ze hoeft niet langer bang te zijn.

Nous, les Hongrois, nous savons d’expérience qu’être libre signifie ne pas avoir peur.
Wij Hongaren weten uit ervaring dat vrij zijn hetzelfde is als niet bang hoeven te zijn.

Oubliez l'holocauste nucléaire; c'est de la fourchette dont nous devons avoir peur.
Vergeet de nucleaire holocaust; we moeten ons zorgen maken om de vork.

Nous savions que le choix se porterait sur Kasia, ce qui ne nous empêchait pas d’avoir peur.
Terwijl we wisten dat Kasia gekozen zou worden, waren we toch bang.

Quel homme admettrait avoir peur ?
Welke man zou toegeven dat hij bang was?

— Ne devrais-je pas avoir peur de vous ?
‘Moet ik dan niet bang voor u zijn?’

Alors il ne faut pas avoir peur.
Dus er is niets om bang voor te zijn.

Dis à Alexandre qu'il n'y a pas de raison d'avoir peur.
Zeg tegen Alexander dat hij niet bang hoeft te zijn.

—Avoir peur et être lâche, sont deux choses très différentes, et tu le sais, riposta-t-elle.
'Bang zijn en een lafaard zijn is niet hetzelfde, en dat weet je,' beet ze hem toe.

Je croive qu’il avoir peur de Berner et Helgesen, lui aussi
Ik denk hij is ook bang, voor Berner en Helgesen.’

Il n'y a aucune raison d'avoir peur.
Er is niets om bang voor te zijn.

Il ne faut pas avoir peur de lui.
Mensen zijn vaak bang voor hem.

Et c’est la pleine lune: vous n’avez pas besoin d’avoir peur.
En het is volle maan: je hoeft niet bang te zijn.

C'est pas de moi qu'il faut avoir peur.
Ik ben niet degene, waarover jij je zorgen moet maken.