onhuwbaar oor Engels

onhuwbaar

Niet geschikt voor huwelijk.

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Engels

unmarriageable

adjektief

Niet geschikt voor huwelijk.

Not suitable for marriage.

unmarriable

adjektief

Niet geschikt voor huwelijk.

Not suitable for marriage.

voorbeelde

Ik was niet langer alleen ongehuwd, ik was officieel onhuwbaar.
I was no longer just unmarried; I was officially unmarriageable.

Maar tegen de tijd dat ze achttien was, was ze tot onhuwbare proporties uitgegroeid.
But by the time she was eighteen, she had grown to unmarriageable levels.

‘Als je te lang wacht, zijn er alleen nog maar oude mannen over en degenen die als onhuwbaar beschouwd worden.
“Wait too long and all you’re gonna get is the old men and the formerly unmarriageable.

‘Een onhuwbaar meisje – een lelijk meisje – deed dienst als metgezel voor een meisje met vooruitzichten.
“An unmarriageable girl—an ugly girl—would serve as companion to the one with prospects.

Ze werd door de fatsoenlijke mannen in de stad als onhuwbaar bestempeld.
She was deemed unmarriageable by the respectable men in town.

Voor een vrouw met zulk een smet, die haar onhuwbaar maakt, is dat een magnifieke afloop!
For a woman with such an unmarriageable blemish this is a jubilant ending!

Een onbesneden vrouw wordt beschouwd als smerig, oversekst en onhuwbaar.
An uncircumcised woman is regarded as dirty, oversexed, and unmarriageable.

Volgens sommigen was een geschonden vrouw voor de Wet onhuwbaar.
Some even claimed that according to the Law, a violated woman was unmarriageable.

Als de verkrachter een crimineel is, wordt de vrouw als ‘onhuwbaar’ bestempeld.
If the rapist is a criminal, the woman is judged unmarriageable.

‘Als het enigszins mogelijk is, zal ik u overweldigen en betoveren in de hoop dat u me niet onhuwbaar zult vinden.’
“If at all possible, I’m to entrance and beguile you with the hope you will not find me unweddable.”

Het klonk niet als het plezier van een zwaarlijvige, onhuwbare dochter.
It didn’t sound like the amusement of a ponderous, unmarriageable daughter.

Ik werd een onhuwbare last.
I became an unmarriageable burden.

Rijke, onhuwbare erfgename, een gouden kans.
A rich and unmarriageable heiress, a golden opportunity.

Sommigen denken dat de vrouwelijke geslachtsdelen zondig zijn en dat ze een meisje onrein en dus onhuwbaar maken.
Some think that the female genitals are evil and that they make a girl unclean and therefore unmarriageable.