was wit oor Engels

was wit

werkwoord

voorbeelde

Rappaports profiel was wit en onbeweeglijk en haar ogen leken op iets buiten de kamer gericht te zijn.
Rappaport”s profile was still and white, and her gaze seemed directed at something outside the room.

Alles was wit of beige en volmaakt.
Everything was white or beige and immaculately textured.

Haar gezicht was wit en bewegingloos, als een Kabuki-masker.
Her face was white and still, like a Kabuki mask.

Eigenlijk was Witte scherpzinnig en bevooroordeeld tegelijk.
In fact, Witte was at once clear-sighted and intensely prejudiced.

De zon was zo vol beloften en de zee was wit gekuifd door een vrolijke wind.
The sun was so full of promise, and the sea was whipped white with a merry wind.

Het water was wit, ook waar het niet schuimde, doorschoten met fel groen en blauw.
The water was white even where it did not foam, and shot through with livid greens and blues.

Kon het kenteken niet zien, maar was wit busje met geluidloze (!)
Didn’t get number plate but driver was in white van with engine that didn’t make any noise (!).

Zijn gezicht was wit, zo wit als kalksteen.
But his face was white—as white as limestone.

Vida’s gezicht was wit en strak, een spiegelbeeld van mijn eigen ontzetting.
Vida’s face was white and rigid, a mirror of my own horror.

Het brood was wit en luchtig, het smaakte naar cake.
The bread was white and fluffy and tasted like cake.

‘Het was wit voordat ik haar opensneed.’
‘It was white before I gutted her.’

Het was wit met geel en zwart, hier hoekig en daar gezwollen.
It was white and yellow and black, angular here and swollen there.

Alice hield haar hoofd peinzend opzij, maar haar gezicht was wit.
Alice tilted her head, thoughtfully, but her face was white.

Het was eigenlijk nog een pup, en bij Rhia’s goedgunstigheid, hij was wit!
It was little more than a pup, and by Rhia’s kind fortune, it was white.

Het zand was wit en fijn, heel zacht zand, en het water was warm als een bad.
The sand was white and fine, soft, soft sand, and the water warm like a bath.

Het was wit, het was vuur.
It was white, it was fire.

Zijn haar was wit en zijn houding kaarsrecht als van een militair.
His hair was white and his posture military straight.

Er waren nu helemaal geen kleuren, alles was wit.
There were now no colors at all – everything was white.

Hij nam een flinke slok, maar het was witte wijn.
He gulped a mouthful, but it was white wine.

De envelop was wit en van een heel gewone soort.
The envelope was white, and very ordinary.

* En het was wit als korianderzaad, en de smaak ervan was als die van platte honingkoeken.
* And it was white like coriander seed, and its taste was like that of flat cakes with honey.

De rook was wit.
The smoke was white.

Zijn kurta was wit maar groezelig, en zijn tulband had een blauwgeruit patroon uit de Hebbvallei.
His kurta was white but grimy and his headdress was a blue chequered Hebb Valley pattern.

Eén schoen was roze, de andere was wit.
All I knew was that one shoe was blush, the other white.

‘Het was wit toen ik het kreeg.’
“It was white when it first arrived.”