gijlieden oor Engels

gijlieden

voornaamwoord

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Engels

you

voornaamwoord

subject pronoun: the group being addressed

En gijlieden zult mijn altaar niet ontsteken — niet om niet.
And you men will not light my altar—for nothing.

ye

voornaamwoord

voorbeelde

Aangezien daarom sommigen er nog zullen binnengaan en degenen aan wie het goede nieuws het eerst werd bekendgemaakt, niet zijn binnengegaan wegens ongehoorzaamheid, bepaalt hij wederom een zekere dag door na zulk een lange tijd in Davids psalm [Psalm 95:7, 8] te zeggen ’Heden’, zoals in het bovenstaande is gezegd: ’Heden, indien gijlieden naar zíjn stem luistert, verhardt uw hart niet.’
Since, therefore, it remains for some to enter into it, and those to whom the good news was first declared did not enter in because of disobedience, he again marks off a certain day by saying after so long a time in David’s psalm [Psalm 95:7, 8] ‘Today’; just as it has been said above: ‘Today if you people listen to his own voice, do not harden your hearts.’

+ 12 Maar wanneer gijlieden aldus tegen UW broeders zondigt en hun geweten,+ dat zwak is, kwetst, zondigt GIJ tegen Christus.
+ 12 But when YOU people thus sin against YOUR brothers and wound their conscience+ that is weak, YOU are sinning against Christ.

Looft Jah, gijlieden!”
Praise Jah, you people!”

„Want”, dat wil zeggen ter bevestiging van datgene wat Jehovah zo juist over zijn verheven gedachten en wegen ten aanzien van zijn volk heeft gezegd, „met verheuging zult gijlieden uittrekken.”
“For,” that is, in verification of what was just said by Jehovah about his exalted thoughts and ways toward his people, “with rejoicing you people will go forth.”

Gijlieden aanbidt wat gij niet kent; wij aanbidden wat wij kennen . . .
You worship what you do not know; we worship what we know . . .

6:9, 10). Zo maakte God later in zijn Wet aan Israël ook duidelijk dat het verboden was bloedschande te plegen: „Gijlieden moogt niet naderen, geen mens van u, tot enige naaste vleselijke verwant van u om naaktheid te ontbloten. . . .
6:9, 10) Likewise, in his Law to Israel, God later made clear his prohibition of incest, saying: “You people must not come near, any man of you, to any close fleshly relative of his to lay bare nakedness. . . .

+ En morgen moet gijlieden vroeg opstaan voor UW tocht, en gij moet naar uw tent gaan.”
+ And tomorrow YOU people must get up early for YOUR journey, and you must go to your tent.”

Maar gijlieden hebt het niet gewild.
But you people did not want it.

De profeet Jesaja stelde zulke onderdrukkers een ernstige vraag: „Wat zult gijlieden doen op de dag dat er aandacht aan u wordt geschonken en bij het verderf, wanneer het van verre komt?”
The prophet Isaiah asks such oppressors a serious question: “What will you men do at the day of being given attention and at the ruin, when it comes from far away?”

+ Gijlieden zult niet beschaamd worden,+ noch zult GIJ te schande worden+ voor de onbepaalde tijden der eeuwigheid.
+ YOU people will not be ashamed,+ nor will YOU be humiliated+ for the indefinite times of eternity.

Indien gijlieden mij volledige brandoffers brengt, zal ik zelfs in uw offergaven geen behagen scheppen” (Amos 5:21, 22).
If you people offer up to me whole burnt offerings, even in your gift offerings I shall find no pleasure.”

„Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HERE [Jehova], en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, dat vóór Mij geen God geformeerd is, en na Mij geen zijn zal.” — Jes.
“Ye are my witnesses, an affirmation of Jehovah, and my servant whom I have chosen, so that ye know and give credence to me, and understand that I am he, before me there was no God formed, and after me there is none.”—Isa.

En nu denkt gijlieden tegen het koninkrijk van Jehovah, dat zich in de hand van Davids zonen bevindt, stand te kunnen houden, omdat gij uit een grote menigte bestaat en gij de gouden kalveren die Jerobeam [uw koning] als goden voor u gemaakt heeft, bij u hebt. . . .
And now you men are thinking of holding your own against the kingdom of Jehovah in the hand of the sons of David, when you are a great multitude and there are with you the golden calves that Jeroboam [your king] made for you as gods. . . .

Toen nu zij en haar huisgezin waren gedoopt, zei ze, met klem aandringend: ’Indien gijlieden van oordeel zijt dat ik getrouw ben aan Jehovah, komt dan in mijn huis en blijft er.’
Now when she and her household got baptized, she said with entreaty: ‘If you men have judged me to be faithful to Jehovah, enter into my house and stay.’

Wandelt daarop’, ingeval gijlieden rechts of ingeval gij links zoudt gaan.” — Jesaja 30:18, 20, 21.
Walk in it, you people,’ in case you people should go to the right or in case you should go to the left.” —Isaiah 30:18, 20, 21.

En gijlieden zult wederom stellig het onderscheid zien tussen een rechtvaardige en een goddeloze, tussen iemand die God dient en iemand die hem niet heeft gediend.’” — Mal.
And you people will again certainly see the distinction between a righteous one and a wicked one, between one serving God and one who has not served him.’”—Mal.

De Duivel zal voortgaan sommigen van ulieden in de gevangenis te werpen . . . opdat gijlieden tien dagen verdrukking hebt.
The Devil will keep on throwing some of you into prison . . . that you may have tribulation ten days.

’Maar gijlieden ontheiligt mij doordat gij zegt: „De tafel van Jehovah is iets verontreinigds, en haar vrucht, haar voedsel, is iets verachtelijks.”
‘But you men are profaning me by your saying, “The table of Jehovah is something polluted, and its fruit is something to be despised, its food.”

Indien iemand de tempel van God vernietigt, zal God hem vernietigen; want de tempel van God is heilig, welke tempel gijlieden zijt” (1 Korinthiërs 3:16, 17; ook 2 Korinthiërs 6:16).
If anyone destroys the temple of God, God will destroy him; for the temple of God is holy, which temple you people are.”

10 Wat nu u aangaat, o mensenzoon, zeg tot het huis van I̱sraël: ’Aldus hebt gijlieden gezegd: „Omdat onze daden van opstandigheid en onze zonden op ons zijn en wij erin wegrotten,+ hoe zullen wij dan blijven leven?”’
10 “Now as regards you, O son of man, say to the house of Israel, ‘Thus YOU people have said: “Because our revolts and our sins are upon us and in them we are rotting away,+ how, then, shall we keep living?”’

23 Dit gedeelte van de profetie besluit met de woorden: „Gelukkig zijt gijlieden die zaait aan alle wateren, die de voet van de stier en van de ezel heenzendt” (Jesaja 32:20).
23 This portion of the prophecy concludes: “Happy are you people who are sowing seed alongside all waters, sending forth the feet of the bull and of the ass.”

Toen Israël op het punt stond het land van belofte binnen te gaan, zei Mozes tegen het volk: „Een profeet uit uw eigen midden, uit uw broeders, gelijk mij, zal Jehovah, uw God, voor u verwekken — naar hem dient gijlieden te luisteren” (Deuteronomium 18:15).
When Israel was about to enter the Land of Promise, Moses told the nation: “A prophet from your own midst, from your brothers, like me, is what Jehovah your God will raise up for you —to him you people should listen.” —Deuteronomy 18:15.

18 En met wie kunt gijlieden God* vergelijken,+ en welke gelijkenis kunt GIJ naast hem plaatsen?
18 And to whom can YOU people liken God,*+ and what likeness can YOU put alongside him?

Hoe durft gijlieden tot mijn ziel te zeggen:
How dare YOU men say to my soul:

8 Gijlieden zijt toch reeds verzadigd?
8 YOU men already have YOUR fill, do YOU?