keek aan oor Engels

keek aan

werkwoord

voorbeelde

‘Genoeg,’ antwoordde Pa, en hij keek aan zijn kant uit het raam.
‘Enough,’ Dadda replied, looking out of his window.

Ann Smiley nam de envelop op en keek aan de achterzijde: Madame Juan Alvida.
Ann Smiley picked up the envelope and looked at the back of it: ‘Madame Juan Alvida’.

Tracina bleef zich maar poesmooi etaleren terwijl ze naar Pierre keek, aan zijn tafeltje dicht bij het podium.
Tracina kept primping and preening while she eyed Pierre at his table close to the stage.

Hestia keek aan me met haar roodgloeiende ogen.
Hestia regarded me with her red glowing eyes.

Hij keek aan één stuk door naar beneden door zijn zijraampje en bewoog zich rusteloos in zijn stoel.
He kept on looking down through his side window and moving restlessly in his seat.

Hij werd er elke keer dat hij naar je keek aan herinnerd.
He was reminded of that every time he looked at you.

De twee oudste Baudelaires keken oom Monty aan en oom Monty keek hen aan en lachte.
The two older Baudelaire siblings looked at Uncle Monty, and Uncle Monty looked back at them and laughed.

Hij keek hen stuk voor stuk aan, keek Gorin aan, en schraapte zijn keel.
He looked at all of them, looked at Gorin, cleared his throat.

En ze werd er, elke keer ze in de spiegel keek, aan herinnerd
And she was reminded of this every time she looked in a mirror

Ik liep het kantoor aan de achterkant in en keek aan die kant naar buiten.
And I went to the office, to the back end, looked out the back end.

Toen zat hij daar en keek de kraaien aan, en de kraaien keken hem aan.
So he sat there and stared at the crows, and the crows stared at him.

John keek me bezorgd aan, en ik keek Hal aan, die eerst zijn handen spreidde en toen knikte.
John looked at me, troubled, and I looked at Hal, who first spread his hands and then nodded.

Ik keek Sylvie aan - Sylvie keek mij aan.
I looked at Sylvie; she looked at me.

Ze voelde zijn aanwezigheid overal en werd elke keer dat ze naar zijn zuster keek aan hem herinnerd.
She felt his presence everywhere and was reminded of him each time she looked at his sister.

Ik keek aan weerskanten van het vage pad dat ik volgde.
I checked to either side of the rough path I was following.

Ik keek Angie aan en zij keek mij aan en toen keken we allebei naar zijn achterhoofd.
I looked at Angie and she looked at me and then we both looked at the back of his head.

Maar ik keek haar aan met haat en zij keek mij aan met... medelijden.
But I looked at her with hatred, and she looked at me with ... pity.

Elizabeth keek mij aan; ik keek haar aan.
Elizabeth was looking at me; I was looking at her.

Toen ze keek aan de zoldering, licht was weerkaatsen het-Aan, Uit, Aan, Uit.
When she looked up at the ceiling, light was bouncing off it—on, off, on, off.

Hij keek ons aan, en wij keken hem aan.
He watched us, and we watched him.

Hij slikte, keek mij aan, keek Amates aan.
He swallowed, looked at me, looked at Amates.

Ik keek Ari aan; hij keek mij aan.
I looked at Ari; he looked back at me.

Hij keek Henry aan, Henry keek hem aan, maar dat leverde niets op.
He looked at Henry, Henry looked at him, but nothing useful passed between them.

Curtis keek aan één stuk door van mij naar Travis, van Travis naar mij.
Curtis kept looking back and forth from Travis to me, from me to Travis.

De aanwezigen keken elkaar aan, keken Edmund aan.
The people looked at each other, looked at Edmund.