feliz oor Nederlands

feliz

[fɛˈliʒ], /feˈlis/, [fɛˈliʃ] adjektief

feliz (pessoa)

Vertalings in die woordeboek Portugees - Nederlands

gelukkig

adjektief

Que tem um sentimento de satisfação, gozo ou bem-estar, muitas vezes proveniente de uma situação positiva ou um conjunto de circunstâncias.

Een gevoel van voldoening, plezier of welbevinden hebbende, vaak voortkomend uit een positieve situatie of omstandigheden.

Eu era o homem mais feliz da Terra.
Ik was de gelukkigste mens van de wereld.

blij

adjektief

feliz (pessoa)

blij (voor mensen)

Eu fico feliz em gastar dinheiro em livros.
Ik word er blij van als ik geld uitgeef aan boeken.

vrolijk

adjektief

Feliz Natal pra todo mundo!
Een vrolijke kerst aan iedereen.

zegenrijk · tevreden · verheugd · opgewekt · opgetogen · monter · uitgelaten · goedgezind · bevreugd · zalig · blijde · gezegend · zonnig · content · plezant

Feliz

eienaam

Soortgelyke frases

Bom Natal e feliz Ano Novo
Vrolijk Kerstfeest en gelukkig nieuwjaar · Zalig Kerstfeest en gelukkig Nieuwjaar

Botão Carinha Feliz
knop Lachebekje

Estou feliz.
Ik ben blij.

feliz Ano Novo
gelukkig nieuwjaar

Feliz Natal e próspero Ano Novo
Vrolijk Kerstfeest en een Gelukkig Nieuwjaar

e viveram felizes para sempre
en ze leefden nog lang en gelukkig

número feliz
Gelukkig getal

Feliz Páscoa
Zalig Pasen

felicíssimo
zalig

voorbeelde

Mas, se pegarmos, aposto 10 pratas que você vai ficar feliz quando tiver terminado.
Maar als we de klus aannemen, wil ik wedden dat je blij zult zijn als hij achter de rug is.’

Acho que serei feliz com ele.
Ik word vast erg gelukkig met hem.

Felizmente, a aula seguinte, para estudantes mais novos, decorreu com normalidade.
Gelukkig verliep het volgende lesuur, met jongere leerlingen, normaal.

Estou feliz que voltou.
Ik ben blij dat je terugkwam.

Ficarei feliz em contar ao Mulder.
Dat wil ik Mulder vertellen.

Feliz aniversário.
Gefeliciteerd.

Feliz Ação de Graças.
Fijne Thanksgiving.

Bom, pareces muito feliz para um homem atrás das grades.
Jij ziet er gelukkig uit voor iemand die achter de tralies zit.

Fiquei feliz que ligou
Ik ben blij dat je belde

Ela pareceu quase feliz ao ouvir minha voz.
Ze leek bijna blij mijn stem te horen.

Felizmente, Inger se recuperou e voltamos a assistir às reuniões no Salão do Reino.”
Gelukkig gaat het nu weer goed met Inger en kunnen we de vergaderingen gewoon weer bijwonen in de Koninkrijkszaal.”

E felizes da vida!
En gelukkig, ook!

Eu acho que, à essa altura, deveríamos estar felizes em tê-lo de volta não importa de que jeito.
We mogen al blij zijn als hij weer bijdraait.

Não vai fazê-la mais feliz, não é?
Het maakte jou niet vrolijker, of wel?

Feliz Natal, cabrão!
Zalig Kerstmis.

Uma vida longa e feliz juntos, só nós dois, para ver as crianças crescerem.
Een lang en gelukkig leven samen, wij samen, om de kinderen te zien groeien.

E vai estar muito, muito quente, e o doutor Nlle vai ficar muito feliz em vê-la.
Het is heet, veel te heet, en dokter Nlle zal het erg prettig vinden je te ontmoeten.

Eu lido com muitas pessoas, mas vocês dois parecem mesmo felizes
Ik kom veel mensen tegen, maar jullie twee lijken echt gelukkig

Guardei para desejar a Ashley um feliz Natal
Ik heb ' m bewaard voor Ashley' s kerstfeest

Veja como papai está feliz.
Kijk eens hoe blij pa is.

Não obstante, pode-se dizer que sejam realmente felizes?
Kan er echter van hen worden gezegd dat zij werkelijk gelukkig zijn?

Precisaremos chamar o vento mais uma vez, e a Amyrlin não vai ficar nada feliz com isso.
‘We zullen de wind opnieuw moeten oproepen en ook daar zal de Amyrlin niet mee in haar schik zijn.

Estou tão feliz em vê-la!
't Is leuk jou te zien.

Não estou feliz com as músicas que tem oferecido.
Brian, ik heb geen vrede met de liedjes die je Cilla aanbood.

Ficaria feliz em pesquisá-los se você...
Ik wil graag wat research doen...