het bed opmaken oor Engels

het bed opmaken

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Engels

make the bed

werkwoord

arrange sheets, etc smoothly and neatly

Als je het bed opmaakt, vergeet dan niet de kussens op te schudden.
When you make the bed, don't forget to fluff up the pillows.

voorbeelde

Ze gromde iets over het bed opmaken.
She grunted something about making her bed.

En het bed opmaken, zodra ik het nieuwe matras erop heb gelegd?’
Fix up the bed when I get the new mattress on it?”

Gaan slapen, vroeg opstaan, het bed opmaken en dan...
Gone to sleep, got up early, made the bed, and then ...

Wil je handdoeken geven... en het bed opmaken?
Would you mind just leaving me towels and making up the bed?

'Een kamermeisje kwam het bed opmaken.
“A housekeeper came to turn down the bed.

Maar als zijn mama hier komt zwabberen en het bed opmaken...?’
But if his mum’s up here making the bed and doing the hoovering. . .?

‘Wij zullen het bed opmaken op de slaapveranda terwijl Catherine het bed in haar kamer afhaalt.’
“We will make up the bed on the sleeping porch while Catherine strips the one in her room.”

Gaan slapen, vroeg opstaan, het bed opmaken en dan... Maar waarom was ze die ochtend zo vroeg opgestaan?
Gone to sleep, got up early, made the bed, and then... But why had she got up so early that morning?

Macaroni met kaas eten of het bed opmaken?
Mac and cheese or fluff'n'fold?

Jij mag het bed opmaken.
You can make the bed.

Molly en mevrouw Fleming die het bed opmaken.
Molly and Mrs Fleming making the bed.

‘Juist, ik zal het bed opmaken.
‘All right, I’ll make up the bed.

'Die door deze kamer kom toen ik het bed opmaak, Signore.'
“The one who come through this room when I am making the bed, signore.”

Ik kom het bed opmaken.
Turn-down service.

Misschien had hij het futiele ingezien van nog een laatste keer het bed opmaken.
Perhaps he had realized the senselessness of making his bed one last time.

Onze tanden poetsen en het bed opmaken.
Brushing our teeth and making the bed.

‘Zal ik je even helpen met het bed opmaken?’
‘Shall I help you with the bed?’

U kunt het bed opmaken.
You can make the bed now.

Sissi, kan jij het bed opmaken?
Sissi, would you make the bed?

Ze kwam het bed opmaken.
She came to turn down the bed.

Ga gewoon het bed opmaken.
Just go make up the bed.

Ze leek amper huishoudelijk werk te doen, alleen de afwas en het bed opmaken.
She rarely did any housework except washing dishes and making the bed.

Ik zal het bed opmaken.
I'll make the bed!

Ik moest afwassen of het bed opmaken.
Told me to do the dishes or-or make the bed.

Voor Lou was een bezoekje aan zijn ouders een vervelend karwei, net als het bed opmaken.
For Lou, visiting his parents was a chore, like making the bed.