tegenspreker oor Engels

tegenspreker

Vertalings in die woordeboek Nederlands - Engels

opponent

naamwoord

voorbeelde

Want een opziener moet als Gods beheerder vrij van beschuldiging zijn, niet eigenzinnig, niet tot gramschap geneigd, geen dronken ruziemaker, niet iemand die slaat, niet belust op oneerlijke winst, maar gastvrij, iemand die het goede liefheeft, gezond van verstand, rechtvaardig, loyaal, zelfbeheersing oefenend, stevig vasthoudend aan het getrouwe woord met betrekking tot zijn kunst van onderwijzen, opdat hij in staat is zowel door de gezonde leer te vermanen als de tegensprekers terecht te wijzen’ (Tit. 1:5-9).
For as God’s steward, an overseer must be free from accusation, not self-willed, not quick-tempered, not a drunkard, not violent, not greedy of dishonest gain, but hospitable, a lover of goodness, sound in mind, righteous, loyal, self-controlled, holding firmly to the faithful word as respects his art of teaching, so that he may be able both to encourage by the teaching that is wholesome and to reprove those who contradict.” —Titus 1:5-9.

Dus Robert had de moeilijke, maar evenzeer onmisbare rol van tegenspreker van de grijsaard.
So Robert had the difficult but also essential task of contradicting the elder of the tribe.

Als een vereiste voor christelijke ouderlingen zei de apostel Paulus dat een ieder van hen stevig moest vasthouden „aan het getrouwe woord met betrekking tot zijn kunst van onderwijzen, opdat hij in staat is zowel te vermanen door de gezonde leer als de tegensprekers terecht te wijzen” (Tit.
As a requirement for Christian elders the apostle Paul said that each should be “holding firmly to the faithful word as respects his art of teaching, that he may be able both to exhort by the teaching that is healthful and to reprove those who contradict.”

In beide gevallen moet de ouderling een goede kennis van de Schrift bezitten, „stevig vasthoudend aan het getrouwe woord met betrekking tot zijn kunst van onderwijzen, opdat hij in staat is zowel te vermanen door de gezonde leer als de tegensprekers terecht te wijzen”.
In either case, the elder must have a good knowledge of the Scriptures, “holding firmly to the faithful word as respects his art of teaching, that he may be able both to exhort by the teaching that is healthful and to reprove those who contradict.”

Een man die als opziener wordt aangesteld, dient vrij van beschuldiging te zijn, voorbeeldig als persoon en in zijn gezinsleven, gastvrij, evenwichtig, beheerst; hij moet in zijn onderwijs de waarheid op juiste wijze uiteenzetten en aldus in staat zijn te vermanen en tegensprekers terecht te wijzen (1:6-9)
A man who is appointed to be an overseer should be free from accusation, exemplary both in his person and in his family life, hospitable, balanced, and self-controlled; he must properly represent the truth in his teaching and thus be able to exhort and to reprove those who contradict (1:6-9)

Het is niet omdat we op de juiste plek zijn of de juiste leer hebben dat er geen verblindende zoutvlakten, sprinkhanenzwermen, bijtende kou of tegensprekers zijn, maar dit is de juiste plek en de juiste leer.
Being in the right place or having the right doctrine doesn’t mean there won’t be blinding salt flats and swarms of black crickets or killing frosts or naysayers, but this is the right place and the right doctrine.

Vandaag worden onze tegensprekers smadelijk beschuldigd van vergiftiging van de bevolking.
Today, those who contradicted us stand accused of the infamous charge of contaminating the population.

(Om de ware leer te kunnen gebruiken om anderen aan te moedigen het evangelie na te leven en ‘tegensprekers’ uit te sluiten.
(To be able to use true doctrine to encourage others to live the gospel and to refute “gainsayers.”

Hij dient „stevig [vast te houden] aan het getrouwe woord met betrekking tot zijn kunst [of manier, wijze] van onderwijzen, opdat hij in staat is zowel te vermanen door de gezonde leer als de tegensprekers terecht te wijzen” (Tit.
He should be “holding firmly to the faithful word as respects his art [or, manner, way] of teaching, that he may be able both to exhort by the teaching that is healthful and to reprove those who contradict.”

Want een opziener [Grieks: episkopon] moet als Gods beheerder vrij van beschuldiging zijn, niet eigenzinnig, niet tot gramschap geneigd, geen dronken ruziemaker, niet iemand die slaat, niet belust op oneerlijke winst, maar gastvrij, iemand die het goede liefheeft, gezond van verstand, rechtvaardig, loyaal, zelfbeheersing hebbend, stevig vasthoudend aan het getrouwe woord met betrekking tot zijn kunst van onderwijzen, opdat hij in staat is zowel te vermanen door de gezonde leer als de tegensprekers terecht te wijzen” (Tit.
For an overseer [Greek, epískopon] must be free from accusation as God’s steward, not self-willed, not prone to wrath, not a drunken brawler, not a smiter, not greedy of dishonest gain, but hospitable, a lover of goodness, sound in mind, righteous, loyal, self-controlled, holding firmly to the faithful word as respects his art of teaching, that he may be able both to exhort by the teaching that is healthful and to reprove those who contradict.”

Een tegenspreker is iemand die zich uitspreekt tegen een denkbeeld of het ontkent [in dit geval de waarheid van het evangelie].
A gainsayer is someone who speaks against or denies an idea [in this case, the truthfulness of the gospel].

Paulus schreef hem: „Stevig vasthoudend aan het getrouwe woord met betrekking tot zijn kunst van onderwijzen, opdat hij in staat is zowel te vermanen door de gezonde leer als de tegensprekers terecht te wijzen [of, te weerleggen]. . . .
Paul wrote him: “Holding firmly to the faithful word as respects his art of teaching, that he may be able both to exhort by the teaching that is healthful and to reprove [or, refute] those who contradict. . . .

28 Het doel van een terechtwijzing is derhalve de zondaar te herstellen, de tegenspreker te weerleggen en tot zwijgen te brengen en de materialistische persoon te helpen „gezond . . . in het geloof” te worden.
28 So the purpose of reproving is to recover the sinner, to refute and silence the contradictor, to help the materialistic person to become “healthy in the faith.”

„Opdat hij in staat is zowel te vermanen door de gezonde leer als de tegensprekers terecht te wijzen” (Tit.
“That he may be able both to exhort by the teaching that is healthful and to reprove those who contradict.”

Deze altijd aanwezige tegensprekers breken liever af dan dat ze opbouwen, en bespotten liever dan dat ze aanmoedigen.
These ever-present naysayers prefer to tear down rather than elevate and to ridicule rather than uplift.

Een opziener moet in staat zijn „zowel te vermanen door de gezonde leer als de tegensprekers terecht te wijzen”. — Tit. 1:9.
An overseer must be “able both to exhort by the teaching that is healthful and to reprove those who contradict.” —Titus 1:9.

In zijn brief aan Titus voegt Paulus daar het volgende aan toe: ‘Want een opziener moet onberispelijk zijn als een beheerder van het huis Gods, (...) zich houdende aan het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen.’
In his letter to Titus, Paul adds that “a bishop must be blameless, as the steward of God; ...

9 Zoals reeds uit de Schrift is aangehaald, moet een opziener vastberaden aan het getrouwe Woord van God vasthouden en in staat zijn door de gezonde leer te vermanen en „de tegensprekers terecht te wijzen”.
9 As already quoted from the Scriptures, an overseer must hold firmly to the faithful Word of God, and he must be able to exhort by the teaching that is healthful, and “to reprove those who contradict.”

En in de christelijke gemeente heeft God in personen voorzien die in geestelijk opzicht „oudere mannen” zijn, die „in staat [zijn] zowel te vermanen door de gezonde leer als de tegensprekers terecht te wijzen”. — Titus 1:5-9.
And, within the Christian congregation, God has provided spiritually “older men” who are “able both to exhort by the teaching that is healthful and to reprove those who contradict.” —Titus 1:5-9.

‘Iemand die zich houdt aan het betrouwbare woord, dat overeenkomstig de leer is, zodat hij bij machte is anderen te bemoedigen door het gezonde onderwijs en ook de tegensprekers te weerleggen’ (Titus 1:7, 9).
“Holding fast the faithful word as he hath been taught, that he may be able by sound doctrine both to exhort and to convince the gainsayers” (Titus 1:7, 9).

„Stevig vasthoudend aan het getrouwe woord met betrekking tot zijn kunst van onderwijzen, opdat hij in staat is zowel te vermanen door de gezonde leer als de tegensprekers terecht te wijzen.” — Tit. 1:9.
“Holding firmly to the faithful word as respects his art of teaching, that he may be able both to exhort by the teaching that is healthful and to reprove those who contradict.” —Titus 1:9.

+ 7 Een opziener moet als Gods beheerder vrij van beschuldiging zijn, niet eigenzinnig,+ niet opvliegend,+ geen dronkaard, niet gewelddadig* en niet uit op oneerlijke winst. 8 Hij moet juist gastvrij zijn,+ het goede liefhebben en verstandig,*+ rechtvaardig en loyaal+ zijn. Hij moet zelfbeheersing hebben+ 9 en stevig vasthouden aan het betrouwbare woord* in zijn onderwijskunst,+ zodat hij in staat is om anderen door de gezonde* leer+ op te bouwen* en om tegensprekers terecht te wijzen. +
+ 7 For as God’s steward, an overseer must be free from accusation, not self-willed,+ not quick-tempered,+ not a drunkard, not violent,* not greedy of dishonest gain, 8 but hospitable,+ a lover of goodness, sound in mind,*+ righteous, loyal,+ self-controlled,+ 9 holding firmly to the faithful word* as respects his art of teaching,+ so that he may be able both to encourage* by the teaching that is wholesome*+ and to reprove+ those who contradict.

Door vast te houden aan „het getrouwe woord” zou een bedienaar in staat gesteld worden „tegensprekers terecht te wijzen” (Titus 1:9).
(1 Corinthians 6:9, 10) Holding to “the faithful word” would enable a minister “to reprove those who contradict.”

Het is noodzakelijk „zowel door de gezonde leer te vermanen als de tegensprekers terecht te wijzen”. — Titus 1:9.
It is necessary “both to exhort by the teaching that is healthful and to reprove those who contradict.” —Titus 1:9.