Ephraïm oor Nederlands

Ephraïm

Vertalings in die woordeboek Frans - Nederlands

Ephraïm

Je me demanqe ce que penserait M. Ephraïm, s'il apprenait que tu te goinfres de boeuf.
Wat zou Ephraïm denken als hij hoorde dat je je volpropt met rundvlees.

Efraïm

Soortgelyke frases

Ephraïm Chambers
Ephraim Chambers

voorbeelde

Lors d’un deuxième recensement effectué près de 40 ans plus tard, le nombre des hommes enregistrés dans la tribu atteignait 52 700, soit 20 200 de plus qu’en Éphraïm (Nb 26:28-34, 37).
Toen bijna vier decennia later een tweede telling werd gehouden, bleek dat het aantal ingeschreven mannen van de stam Manasse was gestegen tot 52.700, ofte wel 20.200 meer dan de ingeschrevenen van de stam Efraïm (Nu 26:28-34, 37).

En Angleterre, plusieurs centaines de personnes se sont récemment jointes à nous, mais c’est ainsi qu’il doit en être, car ‘Éphraïm se mêle avec les peuples’ [Osée 7:8].
In Engeland hebben zich de laatste tijd honderden bij ons gevoegd; en zo moet het ook zijn, want “Efraïm vermengt zich met de volken” [Hosea 7:8].

16 “ Ainsi parle le Seigneur, Jéhovah : Je prendrai le bâton de Joseph, qui est dans la main d’Éphraïm, et les tribus d’Éphraïm qui lui sont unies et je les joindrai au bâton de Juda, et j’en ferai un seul bâton, et ils seront un (...)
16 „Zo zegt de Here HERE: zie, Ik neem het stuk hout van Jozef — dat aan Efraïm toebehoort — en van de stammen Israëls die daarbij behoren, en Ik voeg het bij het stuk hout van Juda en maak ze tot één stuk hout, zodat zij één zijn in mijn hand. . . . zie, Ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wier gebied zij gegaan zijn; Ik zal hen van alle kanten bijeen verzamelen en hen naar hun land brengen.

Ésaïe prophétise qu’avant que l’enfant ait grandi, l’Assyrie conquerrait les armées d’Israël (Éphraïm) et de la Syrie (voir 2 Néphi 17:15–25).
Jesaja profeteerde dat Assyrië het leger van zowel Israël (Efraïm) als Syrië zou hebben veroverd voordat het kind was opgegroeid (zie 2 Nephi 17:15–25).

Beaucoup de saints de derniers jours font partie de la tribu d’Éphraïm, à laquelle incombe la responsabilité primordiale de diriger l’œuvre du Seigneur dans les derniers jours.
Veel heiligen der laatste dagen zijn van de stam van Efraïm, de stam die bij dit werk van de Heer in de laatste dagen de leiding heeft.

À la suite de ces changements, les noms des 12 tribus (non lévites) d’Israël étaient Ruben, Siméon, Juda, Issakar, Zéboulôn, Éphraïm, Manassé, Benjamin, Dân, Asher, Gad et Naphtali. — Nb 1:4-15.
Na deze veranderingen waren de namen van de twaalf (niet-levitische) stammen van Israël: Ruben, Simeon, Juda, Issaschar, Zebulon, Efraïm, Manasse, Benjamin, Dan, Aser, Gad en Naftali. — Nu 1:4-15.

Ce sont les dizaines de milliers d’Éphraïm+
Dit zijn de tienduizenden van Efraïm+

21 On leur donna Sichem+, ville de refuge pour celui qui a tué involontairement+, avec ses pâturages, dans la région montagneuse d’Éphraïm, ainsi que Gezer+ avec ses pâturages, 22 Kibzaïm avec ses pâturages et Beth-Horôn+ avec ses pâturages : quatre villes.
21 Ze gaven hun een vluchtstad voor personen die iemand hadden gedood,+ namelijk Sichem+ met de omliggende weidegrond in het bergland van Efraïm, ook Ge̱zer+ met weidegrond, 22 Kibza̱ïm met weidegrond en Beth-Ho̱ron+ met weidegrond — vier steden.

À son peuple Israël, qu’en l’occurrence il appelait Éphraïm, il a déclaré un jour : “ J’ai appris à marcher à Éphraïm, les prenant sur mes bras [...]
Hij zei eens over zijn volk Israël of Efraïm: „Ik leerde Efraïm lopen, nam hen op mijn armen . . .

Accomplissant Zacharie 9:9, 10, comment Jéhovah a- t- il retranché d’Éphraïm et de Jérusalem le char, le cheval et l’arc ?
Hoe heeft Jehovah, als vervulling van Zacharia 9:9, 10, de wagens, de paarden en de strijdboog uit Efraïm en Jeruzalem te niet gedaan?

2 Il posta des troupes dans toutes les villes fortifiées de Juda ainsi que des garnisons dans le pays de Juda et dans les villes d’Éphraïm dont Asa, son père, s’était emparé+.
2 Hij legerde troepen in alle vestingsteden van Juda en plaatste garnizoenen in het land Juda en in de steden van Efraïm die zijn vader A̱sa had ingenomen.

Bien que cela déplût à Joseph, pendant qu’il bénissait Éphraïm et Manassé, Jacob tint sa main droite posée sur la tête d’Éphraïm, le cadet.
Toen Jakob Efraïm en Manasse zegende, liet hij, ofschoon dit Jozef mishaagde, zijn rechterhand op Efraïm, de jongste, rusten.

Au lieu de cela, Éphraïm retournera en Égypte,
Maar Efraïm zal teruggaan naar Egypte

Jacob meurt en Égypte après avoir prononcé des bénédictions prophétiques sur les fils de Joseph, Éphraïm et Manassé, et sur les 12 siens.
Jakob sterft in Egypte na een profetische zegen te hebben uitgesproken over Jozefs zonen, Efraïm en Manasse, en over zijn eigen twaalf zonen

Éphraïm, frère cadet de Manassé, naquit en Égypte avant le début de la famine qui dura sept ans.
Efraïm, de jongere broer van Manasse, werd in Egypte geboren voordat de zevenjarige hongersnood uitbrak.

Pareillement, Gédéon répondit avec douceur et sagesse à la tribu d’Éphraïm qui lui cherchait querelle.
Ook Gideon gaf een zacht en van wijsheid getuigend antwoord aan de leden van de stam Efraïm, die ruzie met hem zochten.

la faute d’Éphraïm se révèle+,
wordt de fout van Efraïm ook blootgelegd+

— Il est déjà descendu, dit Ephraïm
'Hij is al naar beneden,' zei Ephraim.

b) Qui étaient les ivrognes d’Éphraïm?
(b) Wie waren de dronkaards van Efraïm?

Il courut donc après Naamân et, au nom d’Élisha, il lui demanda un talent d’argent (environ 6 606 $) et deux vêtements de rechange, en prétendant qu’ils étaient destinés à deux jeunes hommes d’entre les fils des prophètes qui venaient d’arriver de la région montagneuse d’Éphraïm.
Daarom rende hij Naäman achterna en vroeg uit naam van Elisa om een talent zilver (een waarde van $6606) en twee wisselklederen, onder het voorwendsel dat dit bestemd was voor twee jonge mannen uit de profetenzonen, die zojuist uit het bergland van Efraïm waren aangekomen.

(19:50.) La tente de réunion est dressée à Shilo, qui se trouve également dans la région montagneuse d’Éphraïm.
De tent der samenkomst wordt in Silo opgericht, dat eveneens in het bergland van Efraïm ligt.

Après une grande victoire militaire, certains soldats de la tribu d’Éphraïm se sont vexés parce qu’on ne leur avait pas donné l’occasion de goûter à la gloire de la bataille.
Na een grootse militaire overwinning waren enkele soldaten van de stam Efraïm beledigd omdat ze vonden dat ze niet de kans hadden gekregen om te delen in de eer van de strijd.

9 Et la tête d’Éphraïm, c’est Samarie+, et la tête de Samarie, c’est le fils de Remalia+.
+ 9 En het hoofd van E̱fraïm is Sama̱ria,+ en het hoofd van Sama̱ria is de zoon van Rema̱lia.

— Si Ephraïm s’était suicidé, pour quelle raison l’aurait-il fait sur la voie publique ?
'Als Ephraïm zelfmoord had gepleegd, waarom zou hij dat dan op zo'n openbare plek hebben gedaan?

5 Voici les noms des hommes qui se tiendront avec vous : De Ruben+ : Élitsour+ le fils de Shedéour ; 6 de Siméon+ : Sheloumiël+ le fils de Tsourishaddaï ; 7 de Juda+ : Nahshôn+ le fils d’Amminadab ; 8 d’Issakar+ : Nethanel+ le fils de Tsouar ; 9 de Zéboulôn+ : Éliab+ le fils de Hélôn ; 10 des fils de Joseph+, d’Éphraïm+ : Élishama le fils d’Ammihoud ; de Manassé+ : Gamaliel le fils de Pedahtsour ; 11 de Benjamin+ : Abidân+ le fils de Guidéoni ; 12 de Dân+ : Ahiézer+ le fils d’Ammishaddaï ; 13 d’Asher+ : Paguiël+ le fils d’Okrân ; 14 de Gad+ : Éliasaph+ le fils de Déouël*+ ; 15 de Naphtali+ : Ahira+ le fils d’Énân.
+ 5 En dit zijn de namen van de mannen die U terzijde zullen staan: Van Ru̱ben+ Eli̱zur,+ de zoon van Sede̱ür; 6 van Si̱meon+ Selu̱miël,+ de zoon van Zuri̱saddai; 7 van Ju̱da+ Nahe̱sson,+ de zoon van Ammina̱dab; 8 van I̱ssaschar+ Netha̱neël,+ de zoon van Zu̱ar; 9 van Ze̱bulon+ Eli̱ab,+ de zoon van He̱lon; 10 van de zonen van Jo̱zef:+ van E̱fraïm+ Elisa̱ma, de zoon van Ammi̱hud; van Mana̱sse+ Gama̱liël, de zoon van Peda̱zur; 11 van Be̱njamin+ Abi̱dan,+ de zoon van Gideo̱ni; 12 van Dan+ Ahië̱zer,+ de zoon van Ammisa̱ddai; 13 van A̱ser+ Pa̱giël,+ de zoon van O̱chran; 14 van Gad+ E̱ljasaf,+ de zoon van De̱huël;*+ 15 van Na̱ftali+ Ahi̱ra,+ de zoon van E̱nan.